sil

sil

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van sille

• (verouderd) scil

• IPA: /sɪl/

• sil

sil

1. genitief meervoud van síla

• lis monbezield

sil

1. genitief meervoud van silo

sil

1. mannelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord sít
2. mannelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord sít

• sel

• sil jsem
• sil jsi
• sil jste

sil

1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord sílit