NL2000998C2

NL2000998C2 - Artikeltransportmiddel.

Info

Publication number: NL2000998C2
Application number: NL2000998A
Authority: NL
Inventors: Mitsuru Yoshida; Yoshitaka Inui
Original assignee: Daifuku Kk
Priority date: 2006-11-14
Filing date: 2007-11-13
Publication date: 2014-02-25
Also published as: JP5041207B2; US20080138186A1; KR20080043726A; CN101181957A; TW200827266A; KR101235069B1; IE20070814A1; IE86642B1; SG143153A1; CN101181957B; NL2000998A1; TWI415775B; DE102007054352B4; DE102007054352A1; US8382417B2; JP2008120554A

Description

r

Artikeltransportmiddel

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding heeft betrekking op een artikeltransportmiddel en in het bijzonder op een 5 artikeltransportmiddel dat een mobiel lichaam omvat dat verplaatsbaar is langs een pad en een artikelhouder heeft.

Zo een artikeltransportmiddel omvat een meervoud van artikeldoorvoerstations opgesteld langs het pad. Het mobiele lichaam verplaatst langs het pad om artikelen te 10 transporteren tussen de stations, zoals door het ontvangen van een artikel van een station of het afleveren van een artikel aan een station.

Artikelondersteuningen voor artikelopslag worden verschaft om tijdelijk artikelen te houden, die 15 getransporteerd moeten worden naar de stations. De artikelondersteuningen bevinden zich gewoonlijk in posities voor artikelopslag zoals aan een zijde van en dicht bij het pad, om niet te interfereren met de verplaatsing van het mobiele lichaam. De artikelondersteuningen worden alleen 20 verschoven van de artikelopslagpositie naar een artikeldoorvoerpositie wanneer artikelen getransporteerd worden naar of van de artikelhouder van het mobiele 2000998

I

2 lichaam. Specifiek, met de mobiele laadbak gestopt op een artikeldoorvoerlocatie, wordt de daaraan grenzende artikelondersteuning verschoven van de artikelopslagpositie naar een artikeldoorvoerpositie om een artikel tussen de 5 artikelondersteuning en de houder van het mobiele lichaam te transporteren. De artikelondersteuning wordt vervolgens verschoven van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie, waarbij het artikel opgeslagen wordt op de artikelondersteuning of doorgelaten wordt van de 10 artikelondersteuning naar het mobiele lichaam.

Een conventioneel artikeltransportmiddel heeft een geleidingsrail die dient als het pad dat geïnstalleerd is aan het plafond, een verbindingsmechanisme dat draaibaar is om een horizontale as ten opzichte van het plafond om de 15 artikelondersteuning te ondersteunen om schuifbaar te zijn tussen de artikelopslagpositie en de

artikeldoorvoerpositie, en een hydraulische cilinder opgesteld tussen het plafond en het verbindingsmechanisme om de artikelondersteuning te schuiven tussen de 20 artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie (zie JP

10-45213, bijvoorbeeld).

Teneinde iedere artikelondersteuning tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie te schuiven, vereist het hierbovenstaand conventioneel 25 artikeltransportmiddel, geordend aan een zijde van en dichtbij het pad, de hydraulische cilinder om de artikelondersteuning te schuiven tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie, in aanvulling op het verbindingsmechanisme dat de 30 artikelondersteuning ondersteunt om schuifbaar te zijn tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie. Dientengevolge worden een toegenomen aantal componenten geplaatst langs het pad, hetgeen zowel een installatieruimte vergroot als de 35 constructie gecompliceerder maakt.

I » 3

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding is gedaan met inachtneming van de stand van de techniek die hierboven genoteerd is, en 5 haar doel is om een artikeltransportmiddel te verschaffen dat een artikelondersteuning kan schuiven tussen een artikelopslagpositie en een artikeldoorvoerpositie bij het realiseren van een eenvoudig gemaakte constructie.

Een artikeltransportmiddel volgens deze 10 uitvinding omvat: een artikeltransporterend mobiel lichaam dat ingericht is om langs een pad te verplaatsen en een artikelhouder heeft; een artikelondersteuning voor het opslaan van een 15 artikel, waarbij de artikelondersteuning ingericht is om verplaatst te worden tussen een artikeldoorvoerpositie voor het ontvangen van een artikel van het mobiele lichaam dat stilstaat in een artikeldoorvoerlocatie grenzend aan de artikelondersteuning en het passeren van het artikel naar 20 de artikelhouder, en een artikelopslagpositie; bedieningsmiddelen voorzien op het mobiele lichaam voor het schuiven van de artikelondersteuning tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie, waarbij de bedieningsmiddelen een 25 bedieningselement hebben, de bedieningsmiddelen een uitstekende handeling uitvoeren voor het uitsteken van het bedieningselement van het mobiele lichaam in de toegangsrichting van het mobiele lichaam dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, en een terugtrekkende handeling 30 uitvoeren voor het terugtrekken van het bedieningselement naar het mobiele lichaam in de toegangsrichting, en waarbij het bedieningselement ondersteund is om verplaatsbaar te zijn in de langs-richting van het mobiele lichaam dat. stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie; • 35 een bediend element dat ondersteund is om verplaatsbaar te zijn in de toegangsrichting tussen een nabijgelegen positie grenzend aan het mobiele lichaam dat I · 4 stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie en een op afstand gelegen positie van het mobiele lichaam af dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, waarbij het bediende element bedienbaar is, in de nabijgelegen positie, om de 5 artikelondersteuning in de artikelopslagpositie te plaatsen, en in de op afstand gelegen positie, om de artikelondersteuning in de artikeldoorvoerpositie te plaatsen; en geleidingsmiddelen voor het geleiden van het 10 bedieningselement in de langs-richting naar een geschikte operationele positie ten opzichte van het bediende element wanneer de bedieningsmiddelen de uitstekende handeling uitvoeren; waarin de bedieningsmiddelen geconstrueerd zijn 15 om, wanneer het mobiele lichaam dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, de uitstekende handeling uit te voeren om ervoor te zorgen dat het bedieningselement het bediende element verplaatst van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie, en de terugtrekkende 20 handeling uit te voeren om ervoor te zorgen dat het bedieningselement het bediende element verplaatst van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie.

Zodoende kunnen de bedieningsmiddelen voorzien op het mobiele lichaam de artikelondersteuning schuiven tussen 25 de artikelopslagpositie en artikeldoorvoerpositie. Het is niet nodig om langs het pad een element te installeren voor het schakelen van vergrendelingsmiddelen of een element voor het schuiven van de artikelondersteuning. Dit levert een gereduceerd aantal componenten op dat langs het pad 30 geïnstalleerd moet worden, en een versimpelde constructie.

Verder, zelfs wanneer het bedieningselement verplaatst is van de geschikte operationele positie ten opzichte van het bediende element in de langs-richting, geleiden de geleidingsmiddelen het bedieningselement naar 35 de geschikte operationele positie, waarbij het bedieningselement het bediende element op geschikte wijze kan verplaatsen van de nabijgelegen naar 'de op afstand I · 5 gelegen positie, en de artikelondersteuning op geschikte wijze kan schuiven van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie.

5

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuur 1 is een bovenaanzicht van een artikeltransportmiddel; 10 Figuur 2 is een zijaanzicht van een transportvoertuig en een station;

Figuur 3 is een zijaanzicht van het transportvoertuig;

Figuur 4 is een vooraanzicht van een verticale 15 doorsnede van het transportvoertuig;

Figuur 5 is een perspectivisch aanzicht van een artikelondersteuning en een gefixeerd frame;

Figuur 6 is een opengewerkt perspectivisch aanzicht van een artikelondersteuning en een gefixeerd 20 frame;

Figuur 7 is een perspectivisch aanzicht van de artikelondersteuning en gefixeerd frame in een artikelopslagpositie;

Figuur 8 is een perspectivisch aanzicht van de 25 artikelondersteuning en gefixeerd frame in een artikeldoorvoerpositie;

Figuur 9 is een bovenaanzicht van de artikelondersteuning en gefixeerd frame in een artikelopslagpositie; 30 Figuur 10 is een bovenaanzicht van de artikelondersteuning en gefixeerd frame in de artikeldoorvoerpositie;

Figuur 11 is een perspectivisch aanzicht van een bedieningsinrichting; 35 Figuur 12 is een uitvergroting van een hoofdgedeelte van de artikelondersteuning;

Figuur 13 is een aanzicht dat ( * 6 geleidingstoestanden van een besturingseenheid van een geleidingsinrichting laat zien;

Figuur 14 is een aanzicht dat een vergrendelingsinrichting in de vergrendelingstoestand laat 5 zien;

Figuur 15 is een aanzicht dat de vergrendelingsinrichting in een ontgrendelingstoestand laat zien;

Figuur 16 is een aanzicht van de 10 artikelondersteuning en gefixeerd frame, gezien in de longitudinale richting van de geleidingsrails; en

Figuur 17 is een aanzicht dat geleidingstoestanden van een bedieningselement van een geleidingsinrichting laat zien in een tweede 15 uitvooeringsvorm;

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN VOORKEURSUITVOERINGSVORMEN

20 Artikeltransportmiddelen volgens deze uitvinding zullen worden beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Hoewel een meervoud van uitvoeringsvormen hierna zijn omschreven, moet begrepen worden dat elke combinatie van de kenmerken van één uitvoeringsvorm en die van een andere ook 25 binnen het toepassingsgebied van de uitvinding vallen.

[Eerste uitvoeringsvorm]

Zoals getoond in figuren 1 en 2 omvat een artikeltransportmiddel een geleidingsrail 2 die geïnstalleerd is als een pad dat zich strekt door middel 30 van een meervoud van artikelbewerkingseenheden 1, en een transportvoertuig 3 (een mobiel lichaam of een voertuig met wielen) verplaatsbaar langs de geleidingsrail 2 voor het transporteren van artikelen. Het transportvoertuig 3 transporteert containers 5 (één voorbeeld van artikelen) 35 die halfgeleidersubstraten opslaan tussen het meervoud van artikelbewerkingseenheden 1. Elke artikelbewerkingseenheid 1 voert een vooraf bepaald proces uit voor gedeeltelijk i · 7 afgewerkte goederen bijvoorbeeld gaandeweg het fabriceren van halfgeleidersubstraten.

Het transportvoertuig 3 heeft een verticaal verplaatsbare grijper 4 voor het grijpen van een container 5 5 in een opgehangen toestand. De grijper 4 fungeert als een houder voor het houden van een container 5.

Wanneer het transportvoertuig 3 stilstaat, is de grijper 4 verticaal verplaatsbaar, door het opwinden en afwinden van draden 6, tussen een bovenpositie grenzend aan 10 het transportvoertuig 3, en een onderpositie voor artikeldoorvoer naar en van een artikeldoorvoerstation 7 opgesteld onder het transportvoertuig 3.

Figuur 2 toont de grijper 4 die aan de rechterzijde omlaag gebracht wordt van de bovenpositie naar 15 de onderpositie, en de grijper 4 die aan de linkerzijde geheven wordt van de onderpositie naar de bovenpositie.

Het station 7 is in de vorm van een ondersteuningstafel om containers 5 te ondersteunen. Het station 7 dient om containers 5 te ontvangen van het 20 transportvoertuig 3 voor een vooraf bepaald proces door de artikelbewerkingseenheid 1, of om containers 5 te leveren die een voorafbepaald proces ondergaan hebben door de artikelbewerkingseenheid 1 naar het transportvoertuig 3. Het station 7 wordt verschaft voor elk van de 25 artikelbewerkingseenheden 1.

Het transportvoertuig 3 verplaatst langs de geleidingsrail 2, met de grijper 4 in de bovenpositie geplaatst. Wanneer het transportvoertuig 3 gestopt is in een stoplocatie die correspondeert met een station 7 voor 3 0 doorvoer, te midden van het meervoud van stations 7, wordt een container 5 getransporteerd naar of van dit station 7 af door het verticaal verplaatsen van de grijper 4 tussen • de bovenpositie en de onderpositie.

Zoals getoond in figuren 2 tot en met 4 is de 35 geleidingsrail 2 · bevestigd . aan een plafond door geleidingsrailbeugels 8. Het transportvoertuig 3.omvat een bovenvoertuiglichaam 9 dat zich in een binnenruimte van de I · 8 geleidingsrail 2 bevindt, en een ondervoertuiglichaam 12 dat zich onder de geleidingsrail 2 bevindt, die met elkaar verbonden zijn door buisvormige verbindingsstukken 10 en 11 in langs-richting.

5 Het bovenvoertuiglichaam 9 heeft een primaire spoel 14 opgesteld dichtbij en tegenover een magneet 13 gemonteerd in de binnenruimte van de geleidingsrail 2. Het bovenvoertuiglichaam 9 is van het lineaire motortype aangedreven door een lineaire motor gevormd uit de magneet 10 13 en de primaire spoel 14. Het transportvoertuig 3 is verplaatsbaar langs de geleidingsrail 2 door deze aandrijvende kracht.

In de binnenruimte van de geleidingsrail 2 zijn lopende geleidingswegen 16 gevormd om de loopwielen 15 van 15 het bovenvoertuiglichaam 9 te geleiden, en anti-zwenk geleidingswegen 18 voor het geleiden van anti-zwenkwielen 17 van het bovenvoertuiglichaam 9.

De geleidingsrail 2 heeft voedingslijnen 19, en het bovenvoertuiglichaam 9 heeft ontvangende spoelen 20. De 20 voedingslijnen 19 gevoed met wisselstroom genereren magnetische velden, die ervoor zorgen dat de ontvangende spoelen 20 vermogen genereren dat door het transportvoertuig 3 geëist wordt. Zodoende wordt vermogen geleverd in een contactloze modus.

25 In deze uitvoeringsvorm, is de modus voor het aandrijven van het bovenvoertuiglichaam 9 het lineaire motor type dat zijn aandrijvende kracht verkrijgt van een lineaire motor. Als alternatief kan bijvoorbeeld een elektromotor voorzien worden voor het roteren van 30 loopwielen 15, en het bovenvoertuiglichaam 9 kan aangedreven worden door het roteren van de loopwielen 15 met de elektromotor.

Het ondervoertuiglichaam 12 omvat een langs-frame 21 dat zich uitstrekt in de langs-richting van het 35 transportvoertuig 3, en een paar verticale voor- en achterframes 22 die naar beneden toe uitstrekken vanaf een vooreind en een achtereind van de langs-frames 21. Het I · 9 ondervoertuiglichaam 12 is van de zijkant gezien kanaalvormig met de opening naar beneden toe, waarbij de grijper 4 in het midden in de langs-richting opgesteld is.

De grijper 4 is bevestigd aan een liftelement 23 5 dat verticaal verplaatsbaar is ten opzichte van het bovenvoertuiglichaam 9. Het liftelement 23 wordt ondersteund om verticaal verplaatsbaar te zijn door een liftbesturingsmechanisme 24 dat is aangebracht op het langs-frame 21.

10 Het liftbesturingsmechanisme 24 heeft vier draden 6 die gewonden zijn om een roterende trommel 26 die roteerbaar is door een trommelaandri j fmotor 25. Het liftbesturingsmechanisme 24 roteert de roterende trommel 26 voorwaarts en achterwaarts om de vier draden 6 gelijktijdig 15 op te winden en af te winden, waarbij het liftelement 23 op en neer verplaatst wordt terwijl het liftelement 23 in een in hoofdzaak horizontale positie gehouden wordt.

Hoewel deze uitvoeringsvorm het voorbeeld van het winden van de draden 6 om de roterende trommel 26 laat 20 zien, kan het liftelement 23 verticaal verplaatst worden, bijvoorbeeld, door riemen die gewonden zijn om de roterende trommel 26. Zodoende kunnen de draden 6 of kabels vervangen worden door riemen. De draden, riemen en kabels worden flexibele elementen genoemd.

25 De grijper 4 omvat een paar grijpelementen 4a om een flens 5a van iedere container 5 te grijpen. Het paar grijpelementen 4a is schakelbaar, met voorwaartse en achterwaartse rotaties van een grijpmotor 27 tussen een grijppositie voor het grijpen van flens 5a door de 30 grijpelementen 4a die naar elkaar toe schommelen (ononderbroken lijnen in figuur 3) en een loslaatpositie voor het loslaten van flens 5a door de gri jpelementen 4a die·van elkaar af schommelen (gestippelde lijnen in figuur 3) .

35 De grijper 4 is aan het liftelement 23 aangebracht om zwenkbaar te zijn over een verticale as. Hoewel niet getoond is een zwenkmotor voorzien voor het i * 10 zwenken van de grijper 4.

Teneinde de containers 5 tijdelijk naar de stations 7 getransporteerd te houden, zoals getoond in figuur 1, zijn een meervoud van artikelondersteuningen 29 5 voor artikelopslag opgesteld aan beide zijden van de geleidingsrail 2. Deze artikelondersteuningen 29 zijn opgesteld langs de geleidingsrail 2.

De artikelondersteuningen 29 zullen hierna beschreven worden met betrekking tot figuren 5 tot en met 10 10.

Elke artikelondersteuning 29 is schuifbaar tussen een artikeldoorvoerpositie (getoond in figuren 8 en 10) voor het ontvangen van een container 5 van, en het leveren van een container 5 aan, de grijper 4 van het 15 transportvoertuig 3 dat gestopt is op de daartoe corresponderende artikeldoorvoerlocatie, en een artikelopslagpositie (getoond in figuren 7 en 9).

De artikeldoorvoerlocatie is bepaald als corresponderende met elk van de artikelondersteuningen 29. 20 In de langs-richting van het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, is de artikelondersteuning 29 gevormd om een breedte te hebben die kleiner is dan de afstand tussen het paar verticale voor- en achterframes 22 van het transportvoertuig 3.

25 Daarom is, wanneer het transportvoertuig 3 in de artikeldoorvoerlocatie stopt, de artikelondersteuning 29 de ruimte in en uit verplaatsbaar tussen het paar verticale voor- en achterframes 22 van het transportvoertuig 3.

De artikelopslagpositie is naar een zijde van en 30 dicht bij de geleidingsrail 2 gezet, maar van geleidingsrail 2 af, ten opzichte van de afstand naar het transportvoertuig dat gestopt -is op de artikeldoorvoerlocatie, zo dat de artikelondersteuning 29, wanneer deze zich in de artikelopslagpositie bevindt, 35 zichzelf, of de container 5 die daarop geplaatst is, de verplaatsing van het transportvoertuig 3 of de verticale verplaatsing van de grijper 4 niet belemmeren zal.

I t 11

De artikeldoorvoerpositie wordt in hoofdzaak ingesteld op dezelfde verticale positie als de grijper 4 van het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie. Zodoende kan container 5, als de 5 artikelondersteuning zich in de artikeldoorvoerpositie bevindt, getransporteerd worden tussen de artikelondersteuning 29 en de grijper 4 die zich in de positie grenzend aan de bovenpositie van het transportvoertuig 3, dat stilstaat in de 10 artikeldoorvoerlocatie, bevindt.

Zoals getoond in figuren 5 en 6 wordt iedere artikelondersteuning 29 ondersteund om ten opzichte van een vast frame 35, dat geïnstalleerd is als corresponderende met de artikelopslagpositie, verplaatsbaar te zijn naar en 15 van het transportvoertuig 3 af dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie.

Het vaste frame 35 is gevormd door een paar zijframe-elementen 35a die opgesteld zijn op tegengestelde zijden van de artikelondersteuning 29 in de langs-richting, 20 en die verlengd zijn in de richting naar en van, dat wil zeggen in de toegangsrichting naar, het transportvoertuig 3 af. Het paar zijframe-elementen 35a is onderling verbonden door een eerste frame-verbindingselement 37a dat opgesteld is grenzend aan het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de 25 artikeldoorvoerlocatie, en een tweede frameverbindingselement 37b dat zich op afstand bevindt van het eerste frameverbindingselement 27a van het transportvoertuig 3 af dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie.

30 Het vaste frame 30 is opgehangen, met een meervoud van montage verlengstukken 38 die van het paar van zijframe-elementen 35a naar boven strekken en die boveneinden hebben die vastgemaakt zijn door montagebeugels aan twee frameondersteuningen 39. De frameondersteuningen 3 5 39 zijn opgehangen aan het plafond door ophangbouten 30 om zich longitudinaal en parallel aan de geleidingsrail 2 uit te strekken.

t · 12

Zodoende kan het aantal artikelondersteuningen 29 toenemen of afnemen door het vastmaken of losmaken van de montage verlengstukken 38 aan/van de frameondersteuningen 39. De artikelondersteuningen 29 kunnen met gemak 5 toegevoegd of weggenomen worden.

De langs-richting van het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie zal hierna ook de eerste richting genoemd worden. De richting naar en weg van, of de toegangsrichting naar, het transportvoertuig 3, 10 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, zal ook de tweede richting genoemd worden.

De artikelondersteuning 29 heeft een paar ophangsteunen 30 die naar boven strekken, een bodemplaat 31 die is opgesteld tussen de ophangsteunen 30, en een paar 15 ontvangelementen 32 die zijn opgesteld op de bodemplaat 31 voor het ondersteunen van een container 5. De artikelondersteuning 29 ondersteunt een container 5 zoals die is gepositioneerd door positioneringspinnen W die zijn opgesteld op de ontvangelementen 32.

20 Elk van de ophangsteunen 30 omvatten een lager gedeelte 30a dat verbonden is met de bodemplaat 31 en uitstrekt in de toegangsrichting, een tussengedeelte 30b dat naar boven uitstrekt van het eind van het lager gedeelte 30a op afstand van het transportvoertuig 3, en een 25 bovengedeelte 30c dat uitstrekt in de toegangsrichting van het boveneinde van het tussengedeelte 30b. Het paar ophangsteunen 30 heeft de bovengedeelten 30c onderling verbonden door een eerste ophangverbindingselement 33a, en de tussengedeelten 30b die onderling verbonden zijn door 30 een tweede ophangverbindingselement 33b. Een meervoud van gaten 30d zijn gevormd in het lager gedeelte 30a en het tussengedeelte 30b van iedere ophangsteun 30, en zijn longitudinaal gerangschikt met intervallen. De bodemplaat 31 heeft een meervoud van gaten 31a die hierin zijn gevormd 35 en die zijn opgesteld in de langs-richting en de toegangsrichting, en heeft doorstroombegrenzers 34 die zijn opgesteld aan de tegengestelde einden ervan in de ) · 13 toegangsrichting voor het contact maken met de zijvlakken van een container 5 om de verplaatsing van de container 5 in de toegangsrichting te beperken.

Een glij-geleidingsmechanisme 36 is voorzien voor 5 het ondersteunen van artikelondersteuning 29 om schuifbaar te zijn tussen de artikelopslagpositie en artikeldoorvoerpositie. Het glij-geleidingsmechanisme 36 ondersteunt de artikelondersteuning 29 om glijbaar te zijn in de toegangsrichting ten opzichte van het gefixeerde 10 frame 35.

Het glij-geleidingsmechanisme 36 omvat rails 41 die gevormd zijn op het gefixeerde frame 35, en een meervoud van geleidingsrols 42 die op de ophangsteunen 30 zijn opgesteld. Omdat de rails 41 de geleidingsrols 42 15 ondersteunen en geleiden, ondersteunt het glij-geleidingsmechanisme 36 de artikelondersteuning 29 om glijbaar te zijn ten opzichte van het gefixeerde frame 35 tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie.

20 De rails 41 zijn gevormd op het paar van zi j f rame-elementen 35a. De geleidingsrollen 42 zijn opgesteld op de bovengedeelten 30c van de ophangsteunen 30. De geleidingsrollen 42 omvatten drie typen rollen, namelijk eerste geleidingsrollen 42a die door bovenvlakken van de 25 rails 41 geleid worden, tweede geleidingsrollen 42b die door lagere vlakken van de rails 41 geleid worden, en derde geleidingsrollen 42c die door zijvlakken van de rails 41 geleid worden. Het bovengedeelte 30c van elke ophangsteun 30 heeft twee eerste geleidingsrollen 42a die in de 30 toegangsrichting op afstand van elkaar afgelegen zijn, en twee tweede geleidingsrollen 42b die ook in de toegangsrichting - op afstand van elkaar afgelegen zijn, waarbij de eerste geleidingsrollen 42a- en de tweede geleidingsrollen 42b die zich verticaal tegenover elkaar 3 5 bevinden over de rail 41, en twee derde rollen 42c die ook in de toegangsrichting op afstand van elkaar afgelegen zi jn.

14

Het vaste frame 48 omvat een bediend element 43 dat wordt ondersteund om verplaatsbaar in de toegangsrichting te zijn tussen een nabijgelegen positie (figuren 7 en 9) grenzend aan het transportvoertuig 3 dat 5 stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie en een veraf gelegen positie (figuren 8 en 10) van het transportvoertuig 3 af. Het bediende element 43 is gekoppeld aan de artikelondersteuning 29 zo dat het bediende element 43, wanneer deze zich in de nabijgelegen positie bevindt, de 10 artikelondersteuning 29 naar de artikeldoorvoerpositie bedient, en wanneer deze zich in de veraf gelegen positie bevindt, de artikelondersteuning 29 naar de artikelopslagpositie bedient.

Het bediende element 43 heeft een longitudinaal 15 tussengedeelte dat draaibaar verbonden is aan een plaatachtige basis 48 voorzien op een bovengedeelte van één van de zijframe-elementen 35a, om draaibaar te zijn over een eerste draaias PI die zich uitstrekt door de verbindingspositie. Het bediende element 43 omvat een 20 eerste bediend gedeelte 43a dat strekt van de eerste draaias PI naar het transportvoertuig 3, wanneer deze zich in de nabijgelegen positie bevindt, en een tweede bediend gedeelte 43b dat strekt van de eerste draaias PI van het transportvoertuig 3 af, waarbij gedeelten 43a en 43b 25 integraal met elkaar gevormd zijn, met een niveau verschil ertussen.

Het bediende element 43 schakelt tussen de nabijgelegen positie en de veraf gelegen positie door te schommelen over de eerste draaias PI. In de nabijgelegen 30 positie (figuren 7 en 9), gaat het eerste bediende gedeelte 43a werkend als een voorwaarts gedeelte uit van een positie die dichterbij is dan de eerste draaias PI tot het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie. Het eerste bediend gedeelte 43a van 35 bediend element 43 met daarin een groef 50 gevormd om uit te strekken in een richting die de toegangsrichting naar de eerste draaias PI kruist wanneer het bediende element 43 i ê 15 zich in de nabijgelegen positie bevindt. De groef 50 heeft een opening 50a aan het vooreind tegenover het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie.

5 Een verbindingsmechanisme 44 is voorzien voor een gekoppelde beweging van het bediend element 43 en dat van artikelondersteuning 29. Zodoende bevindt de artikelondersteuning 29 zich in de artikelopslagpositie wanneer het bediende element 43 zich in de nabijgelegen 10 positie bevindt, zoals getoond in figuren 7 en 9. De artikelondersteuning 29 bevindt zich in de artikeldoorvoerpositie wanneer het bediende element 43 zich in de veraf gelegen positie bevindt, zoals getoond in figuren 8 en 10.

15 Het verbindingsmechanisme 4 4 omvat drie verbindingsarmen, te weten een eerste verbindingsarm 45, een tweede verbindingsarm 46 en een derde verbindingsarm 47. De eerste schaararm 45 is op één eind ervan draaibaar verbonden op één eind van het tweede bediende gedeelte 43b 20 van het bediende element 43, en het andere eind is draaibaar verbonden met een longitudinaal tussenpositie van de tweede verbindingsarm 46. De tweede verbindingsarm 46 is op één eind ervan draaibaar verbonden met de basis 48, en het andere eind is draaibaar verbonden met een eind van de 25 derde verbindingsarm 47. De derde verbindingsarm 47 heeft het andere eind draaibaar verbonden met een stangbediend element 49 die op het ophangverbindingselement 33 is opgezet.

Het transportvoertuig 3 omvat een 30 bedieningsinrichting S om de artikelondersteuning 29 tussen de artikelopslagpositie en artikeldoorvoerpositie te schuiven. Zoals getoond in figuur 11, heeft de bedieningsinrichting S een ingrijpingsrol 51 die ondersteund · is om voorwaarts en' achterwaarts te 35 verplaatsen. In een uitstekende operatie wordt de ingrijpingsrol 51 uitgestoken in de toegangsrichting van het transportvoertuig 3, en in een terugtrekkende operatie I » 16 wordt de ingrijpingsrol 51 teruggetrokken naar het transportvoertuig 3. De ingrijpingsrol 51 werkt als een bedieningselement van een artikelondersteuning. Het transportvoertuig 3 omvat zo een bedieningsinrichting S om 5 op de artikelondersteuningen 29 te werken die op de rechterzijde in de verplaatsingsrichting van het transportvoertuig 3 zijn opgesteld, en een verdere bedieningsinrichting S om op de artikelondersteuningen 29 te werken die aan de linkerzijde zijn opgesteld.

10 De bedieningsinrichting S omvat een basis 52 die vastgemaakt is aan het transportvoertuig 3 en dat lang strekt in de toegangsrichting, een glijder 53 die verplaatsbaar is door rotatie van een kogelschroef 57 die gemonteerd is in de basis 52 om uit te steken in de 15 toegangsrichting van het transportvoertuig 3 en terug te trekken naar het transportvoertuig 3, en een bedieningselement 56 in de vorm van een verlengd, uitstekend en teruggetrokken lichaam dat verplaatsbaar is in de toegangsrichting met de glijder 53. Het 20 bedieningselement 56 is ondersteund om verplaatsbaar te zijn in de langs-richting door een geleidingsrail 55 die gevormd is op een ondersteuningstafel 54 die gefixeerd is aan de glijder 53. De ingri jpingsrol 51 is aangebracht op een lager vlak aan een vooreind van het bedieningselement 25 56. De basis 52 heeft verlengde groeven 59 die gevormd zijn in tegenovergestelde zijvlakken ervan voor het geleiden van geleidingsrollen 58 die zijn opgesteld op de glijder 53.

De bedieningsinrichting S roteert een besturingselektromotor 60 om de kogelschroef 57 te roteren 30 in tegenovergestelde richtingen voor het verplaatsen van de glijder 53 in de toegangsrichting. Als gevolg hiervan wordt de ingrijpingsrol 51 uitgestoken en ingetrokken in de toegangsrichting.

Voorspanveren 61 zijn voorzien om het 35 bedieningselement 56 voor te spannen in de langs-richting terug op de ondersteuningstafel 54. Het bedieningselement 56 heeft een eerste uitgenomen gedeelte 56a voor het 17 inbouwen van de voorspanveer, die open is naar één zijde in de langs-richting, en een tweede uitgenomen gedeelte 56b voor het inbouwen van een voorspanveer, die open is naar de andere zijde in de langs-richting. Het eerste uitgenomen 5 gedeelte 56a beschikt over één van de voorspanveren 61 die een voorspankracht van de ene zijde op de andere zijde in de langs-richting voortbrengt. Het tweede uitgenomen gedeelte 56b beschikt over de andere voorspanveer 61 die een voorspankracht van de andere naar de ene zijde in de 10 langs-richting voortbrengt.

Daarom zijn twee voorspanveren 61 voorzien voor het voorspannen van het bedieningselement 56 in de langs-richting terug op de ondersteuningstaf el 54. Dat betekent dat de twee voorspanveren 61 de ingri jpingsrol 51 terug 15 naar de neutrale positie in de langs-richting voorspannen. Alleen één zo een voorspanveer 61 kan voorzien worden als een terugwerkende voorspanninginrichting. Het is ook mogelijk om een bekende techniek zoals een luchtcilinder te gebruiken. De neutrale positie is zo bepaald dat de 20 hartlijn van de ingrijpingsrol 51 samenvalt met de hartlijn van de basis 52 in de langs-richting.

Bij het stilstaand transportvoertuig 3 in de artikeldoorvoerlocatie, voert de bedieningsinrichting S een uitstekende handeling uit om ervoor te zorgen dat de 25 ingrijpingsrol 51 het bediende element 43 verplaatst van de nabijgelegen positie (figuren 7 en 9) naar de op afstand gelegen positie (figuren 8 en 10), en voert de bedieningsinrichting S een terugtrekkende handeling uit om ervoor te zorgen dat de ingrijpingsrol 51 om het bediende 30 element 43 verplaatst van de op afstand gelegen positie (figuren 8 en 10) naar de nabijgelegen 'positie (figuren 7 en 9) .

De ingrijpingsrol 51 heeft een diameter die correspondeert met of kleiner is dan de breedte van de 35 groef 50 van het bediende element 43 in de langs-richting. Zodoende is de ingrijpingsrol 51 ingrijpbaar met en losneembaar van de groef 50 van het bediende element 43 18 door verplaatsing in de toegangsrichting.

De bedieningsinrichting S wordt geconstrueerd volgens het druk-trektype zo, dat in de uitstekende handeling, de ingrijpingsrol 51 verplaatst wordt in de 5 ingrijping met de groep 50 om het bediende element 4 3 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie te duwen, en in de teruggetrokken handeling de ingrijpingsrol 51 gehouden wordt in ingrijping met de groef 50 om het bediende element 43 van de op afstand gelegen 10 positie naar de nabijgelegen positie te trekken, en daarna wordt de ingrijpingsrol 51 ontkoppeld van de groef 50.

Wanneer de bedieningsinrichting S het bediende element 43 verplaatst van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie met de ingrijpingsrol 51 in de 15 uitstekende handeling, zal het bediende element 43 dat zich bevindt in de op afstand gelegen positie tot gevolg heben dat de artikelondersteuning 2 9 zich in de artikeldoorvoerpositie bevindt. Zodoende wordt de artikelondersteuning 29 van de artikelopslagpositie naar de 20 artikeldoorvoerpositie geschoven.

Wanneer de bedieningsinrichting S het bediende element 43 van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie verplaatst met de ingrijpingsrol 51 in de teruggetrokken handeling, heeft het bediende element 43 25 dat zich in de nabijgelegen positie bevindt tot gevolg dat de artikelondersteuning 29 zich in de artikelopslagpositie bevindt. Zodoende wordt de artikelondersteuning 29 van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie geschoven.

30 Verplaatsingen die optreden wanneer de artikelondersteuning 29 wordt geschoven tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie zullen worden beschreven.

Wanneer het bediende element 43 zich bevindt in 35 de nabijgelegen positie zoals getoond in figuren 7 en 9, opent de opening 50a van de groef 50 zich in de toegangsrichting. De bedieningsinrichting S voert de « 19 uitstekende handeling uit om de ingrijpingsrol 51 in de toegangsrichting te verplaatsen om uit het transportvoertuig 3 te steken, en door de opening van de groef 50 heen in de groef 50 om op de laatste in te 5 grijpen. Als de ingri jpingsrol 51 die de groef 50 inschakelt verder wordt verplaatst in de toegangsrichting om uit het transportvoertuig 3 te steken, verplaatst de ingrijpingsrol 51, terwijl deze op een zijwand van de groef 50 drukt, door de groef 50 om het bediende element 43 van 10 de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie te duwen. Als het bediende element 43 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie schommelt, schommelen achtereenvolgens de eerste verbindingsarm 45, de tweede verbindingsarm 46 en de derde verbindingsarm 47 van 15 het verbindingsmechanisme 44, om het verbindingsbediende element 49 te verplaatsen naar het transportvoertuig 3. de verplaatsing van het verbindingsbediende element 49 naar het transportvoertuig 3, waarbij het glijgeleidingsmechanisme 36 glijdbaar de 20 artikelondersteuning 29 ondersteunt en geleidt, schuift de artikelondersteuning 29 van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie zoals getoond in figuren 8 en 10.

Wanneer de bedieningsinrichting S terugtrekkende handeling uitvoert, waarbij het bediende element 43 zich in 25 de op afstand gelegen positie bevindt zoals getoond in figuren 8 en 10, zal de ingri jpingsrol 51 zich verplaatsen naar het transportvoertuig 3 terwijl deze ingrijpt op de groef 50. De ingri jpingsrol 51 beweegt door de groef 50 terwijl deze op een zijwand van de groef 50 drukt, om het 30 bediende element 43 van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie te trekken. Wanneer het bediende element 43 van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie schommelt, schommelen achtereenvolgens de eerste verbindingsarm 45, tweede verbindingsarm 46 en 35 derde verbindingsarm 47 van het verbindingsmechanisme 44, om het verbindingsbediende element 4 9 van het transportvoertuig 3 af te verplaatsen. De verplaatsing van 20 het verbindingsbediende element 4 9 van het transportvoertuig 3 af, waarbij het glijgeleidingsmechanisme 36 glijbaar de artikelondersteuning 29 ondersteunt en geleidt, schuift de 5 artikelondersteuning 29 van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie. Wanneer het bediende element 43 zich bevindt in de nabijgelegen positie zoals getoond in figuren 7 en 9, opent de opening 50a van de groef 50 zich in de toegangsrichting. Zodoende zal de ingrijpingsrol 51 10 dat naar het transportvoertuig 3 beweegt, loskomen van de groef 50 en zich terugtrekken naar het transportvoertuig 3.

Zodoende voert de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uit om ervoor te zorgen dat de ingrijpingsrol 41 het bediende element 43 verplaatst van de 15 nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie. Als de ingrijpingsrol 51 wordt verplaatst in de langs-richting van een geschikte operationele positie, nu ten opzichte van het bediende element 43, kan de ingrijpingsrol 51 niet in staat zijn om op de groef 50 van bediend element 20 43 in te grijpen. Er is een mogelijkheid dat het bediende element 43 niet verplaatst kan worden van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie. De geschikte operationele positie wordt ingesteld op een positie waar de hartlijn van ingrijpingsrol 51 samenvalt met, in de langs-25 richting, de hartlijn van de groef 50 van bediend element 4 3 dat zich bevindt in de nabijgelegen positie, zo dat de ingrijpingsrol 51 op de groef 50 van bediend element 43 kan ingrijpen.

Zoals getoond in figuren 12 en 13, wordt een 30 geleidingsinrichting F (geleidingsonderdeel) voorzien voor het geleiden van de ingrijpingsrol 51 in de langs-richting naar de geschikte operationele positie ten opzichte van het bediende element 43 wanneer, de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uitvoert. De geleidingsinrichting F 35 omvat geleidingsrols 62 die werken als geleidingselementen die zijn ingericht op tegenovergestelde zijden van de geschikte operationele positie in de langs-richting voor % » 21 het geleiden van de ingrijpingsrol 51 op de geschikte operationele positie.

De geleidingsrollen 62 worden ondersteund door een geleidingsrolondersteuning 63 om roteerbaar te zijn 5 rond een verticale as in tegenovergestelde eindregio' s in de langs-richting van de opening 50a van de groef 50 van het bediende element 43 dat zich in de nabijgelegen positie bevindt. De geleidingsrolondersteuning 63 heeft een proximaal einde dat ontvangen en ondersteund wordt door een 10 ontvangende ondersteuning 71, en een distaai einde dat vertakt is in de langs-richting. De geleidingsrolondersteuning 63 is verbonden met de ontvangende ondersteuning 71 door verbindingselementen G zoals bouten en moeren 71. De geleidingsrollen 62 zijn 15 gerangschikt op de respectievelijk vorken op de distale einden van de geleidingsrolondersteuning 63. De ontvangende ondersteuning 71 is vastgemaakt aan een as 71a die een eerste draaias PI heeft van het bediende element 43.

De geleidingsrollen 62 geleiden het 20 bedieningsonderdeel 56 in de langs-richting door te roteren in contact met hoeken aan het voorwaartse einde van bedieningsonderdeel 56. Met de twee geleidingsrollen 62 die het bedieningsonderdeel 56 naar een positie daartussen geleiden, wordt de ingrijpingsrol 51 geleid naar de 25 geschikte operationele positie.

De geleidingsinrichting F wordt geconstrueerd om de ingrijpingsrol 51 voortdurend in de toegangsrichting te geleiden, terwijl de ingrijprol 51 zich bevindt in de geschikte operationele positie in de langs-richting, na het 30 geleiden van de ingrijprol 51 naar de geschikte operationele positie. Dat wil zeggen, na het geleiden van het bedieningsonderdeel 56 naar de positie daartussen, gaan de twee geleidingsrollen 62- door met roteren in contact met de tegenovergestelde zijvlakken van het bedieningsonderdeel 35 56 om het bedieningsonderdeel 56 te geleiden in de • toegangsrichting.

Het bediende element 43 heeft geleidingsvlakken « t 22 50b die gevormd zijn grenzend aan de opening 50a van de groef 50 voor het geleiden van de ingrijpingsrol 51 naar de geschikte operationele positie. De geleidingsvlakken 50b zijn aan een ingang afzonderlijk breder in de langs-5 richting dan de breedte van de ingrijpingsrol 51, en wordt smaller wanneer zij verder weg strekken van het transportvoertuig 3 dat stil staat in de artikeldoorvoerlocatie. De tegenovergestelde wanden in de langs-richting zijn schuin om elkaar te naderen, zo dat de 10 geleidingsvlakken 50b grenzend aan de opening 50a van de groef 50 smaller wordt in de langs-richting wanneer zij uitsteken van het transportvoertuig 3 af. Zodoende maken de geleidingsvlakken 50b contact met de ingrijpingsrol 51 om de ingrijpingsrol 51 naar de geschikte operationele positie 15 te geleiden.

Verplaatsingen die optreden wanneer de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uitvoert en de geleidingsinrichting F de ingrijpingsrol 51 naar de geschikte operationele positie geleidt, zullen beschreven 20 worden onder verwijzing naar figuur 13.

Wanneer de hartlijn Q1 van de ingrijpingsrol 51 verplaatst wordt van een geschikte operationele positie Q2, maakt een hoek op het voorwaartse einde van het bedieningsonderdeel 56 contact met één van de 25 geleidingsrollen 62 om de geleidingsrol 62 te roteren.

Dientengevolge, zoals getoond in figuur 13(B), wordt het bedieningsonderdeel 56 geleid tussen twee geleidingsrollen 62 in de langs-richting, waarbij de hartlijn Q1 van ingrijpingsrol 51 in overeenstemming met de geschikte 30 operationele positie Q2 wordt gebracht. Wanneer de geleidingsvlakken 50b grenzend aan de .opening 50a van de groef 50 nu contact maakt met de ingrijpingsrol 51, geleiden de geleidvlakken 50b ook de ingrijpingsrol 51 om de hartlijn Q1 van ingrijpingsrol 51 in overeenstemming te 35 brengen met de geschikte operationele positie Q2. Zodoende * kan de geleidingsactie van de geleidingsinrichting F en de geleidingsactie van de geleidingsvlakken 50b nauwkeurig de 23 ingrijpingsrollen 51 geleiden naar de geschikte operationele positie.

Zoals getoond in figuur 13(C), gaan de twee geleidingsrollen 62, na het geleiden van het 5 bedieningsonderdeel 56 naar de positie ertussenin in de langs-richting, door met roteren in contact met de tegenovergestelde zijvlakken van het bedieningsonderdeel 56 om het bedieningsonderdeel 56 in de toegangsrichting te geleiden. Dientengevolge wordt de ingrijpingsrol 51 die 10 zich in de geschikte operationele positie in de langs-richting bevindt geleid in de toegangsrichting.

Op deze wijze wordt de ingrijpingsrol 51 geleid door de geleidingsinrichting F naar de geschikte operationele positie. Zoals getoond in figuur 11 wordt het 15 bedieningsonderdeel 56 ondersteund om verplaatsbaar te zijn in de langs-richting door de geleidingsrail 55 die gevormd is op de ondersteuningstafel 54. Dit staat toe dat de geleidingsinrichting F en geleidingsvlakken 50b de ingrijpingsrol 51 soepel geleiden.

20 Wanneer de bedieningsinrichting S de terugtrekkende handeling uitvoert na de uitstekende handeling, worden de geleidingsactie van de geleidingsinrichting F en de geleidingsactie van de geleidingsvlakken 50b opgeheven. Vervolgens, zoals getoond 25 in figuur 11, wordt het bedieningsonderdeel 56 terug voorgespannen in de langs-richting door de voorspanningkracht van de twee voorspanningveren 61, waarbij de ingrijpingsrol 51 terug zal keren naar een neutrale positie in de langs-richting, en terug zal trekken 30 naar het transportvoertuig 3.

Wanneer de bedieningsinrichting S de terugtrekkingshandeling uitvoert zoals hierboven beschreven, wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie. Als 35 de artikelondersteuning 29 per ongeluk van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie verplaatst, kan de artikelondersteuning 29 doorschieten ( ë 24 naar het pad van transportvoertuig 3. Er is een mogelijkheid dat de artikelondersteuning 29 contact maakt met het transportvoertuig 3.

Zodoende, zoals getoond in figuren 12, 14 en 15,

5 wordt een vergrendelingsinrichting R

(vergrendelingsapparaat) voorzien om schakelbaar te zijn tussen een vergrendelingstoestand (figuur 14) voor het vergrendelen van de artikelondersteuning 29 in de artikelopslagpositie, en een ontgrendelingstoestand (figuur 10 15) voor het loslaten van artikelondersteuning 29. De vergrendelingsinrichting R omvat een vergrendelingsonderdeel 64 dat schuifbaar is tussen een vergrendelingspositie (figuur 14) voor het vergrendelen van het bediende element 43 tegen het schuiven van de 15 nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie, en een ontgrendelingspositie (figuur 15) voor het toelaten van het bediende element 43 om te schuiven tussen de nabijgelegen positie en de op afstand gelegen positie. Het vergrendelingsonderdeel 64 is schuifbaar, door te 20 schommelen over een draaias, tussen de vergrendelingspositie (figuur 14(A)) en de ontgrendelingspositie (figuur 15(A)) boven de vergrendelingspositie terwijl deze voorgespannen is in de vergrendelingspositie.

25 Aan de andere kant, omvat de bedieningsinrichting S een bedieningsgedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 van het uitschuivende en terugtrekkende type voor het schakelen van de vergrendelingsinrichting R van de vergrendelingstoestand naar de ontgrendelingstoestand door 30 in de toegangsrichting uit te steken vanuit het transportvoertuig 3, en het schakelen- van de vergrendelingsinrichting R van de ontgrendelingstoestand naar de vergrendelingstoestand' door in de toegangsrichting terug te trekken naar het transportvoertuig 3. Het 35 operationele gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 is een drukhelling die gevormd is op het bovenvlak grenzend aan het voorwaartse einde van het bedieningsonderdeel 56 om i m 25 in de toegangsrichting naar beneden toe uit te steken naar het voorwaartse einde van het bedieningsonderdeel 56.

Zodoende heeft het bedieningsonderdeel 56 dat werkt als een uitstekend en terugtrekkend onderdeel, de 5 ingri jpingsrol 51 voor het controleren van de artikelondersteuning en het bedieningsgedeelte 70 voor het onder controle houden van de vergrendelingsinrichting. Wanneer de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uitvoert, verplaatsen de ingrijpingsrol 51 en het 10 operationele gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 in de toegangsrichting om uit te steken vanuit het transportvoertuig 3. Wanneer de bedieningsinrichting S de terugtrekkende handeling uitvoert, verplaatsen de ingrijpingsrol 51 en het operationele gedeelte van de 15 vergrendelingsinrichting 70 in de toegangsrichting om terug te trekken van het transportvoertuig 3.

Het vergrendelingsonderdeel 64 omvat een schommelende arm 65 (besturingsarm) voorzien om draaibaar te zijn over een tweede draaias P2 die horizontaal strekt, 20 een vergrendelingsplaat 66 die afhangt van een distaai einde van de schommelende arm 65, een aangedrukte rol 67 die op het distale einde van de schommelende arm 65 aangebracht is en is opgesteld met en in de langs-richting op afstand geplaatst van de vergrendelingsplaat 66 om 25 roteerbaar te zijn over een horizontale as.

De schommelende arm 65 heeft een proximaal einde ervan draaibaar verbonden met een vergrendelingsondersteuningsdek 68 om draaibaar te zijn over een tweede draaias P2. Het 30 vergrendelingsondersteuningsdek 68 wordt ondersteund door een balkachtige ondersteuning 72 die op de basis 48 overeind getrokken is en door de ontvangende ondersteuning 71. De ontvangende ondersteuning 71 ondersteunt . de geleidingsrolondersteuning 63 naast het 35 vergrendelingsondersteuningsdek 68. Het vergrendelingsondersteuningsdek 68 en geleidingsrolondersteuning 63 zijn verticaal gestapeld en 26 aan elkaar vastgemaakt door een verbindingselement G zoals een bout, zo dat het vergrendelingsondersteuningsdek 68 zich onder de geleidingsrolondersteuning 63 bevindt.

Door het schommelen van de schommelende arm 65 5 over de tweede draaias P2, wordt het vergrendelingsonderdeel 64 schakelbaar tussen de vergrendelingspositie (figuur 14) en de ontgrendelingspositie (figuur 15) boven de vergrendelingspositie. Het vergrendelingsonderdeel 64 is 10 voorgespannen in de vergrendelingspositie door het gewicht van de schommelende arm 65. Een vergrendelingsstopper 69 is voorzien voor het ontvangen en het ondersteunen van de schommelende arm 65 om het naar beneden toe schommelen van de schommelende arm 65 te beperken. De 15 vergrendelingsstopper 69 is zo opgesteld dat het vergrendelingsonderdeel 64 zich in de vergrendelingspositie bevindt wanneer de schommelende arm 65 wordt ontvangen en ondersteund door de stopper 69.

Wanneer het vergrendelingsonderdeel 64 zich in de 20 vergrendelingspositie bevindt zoals getoond in figuur 14(B), veronderstelt de vergrendelingsplaat 66 een vergrendelingstoestand voor het contact maken met een zijvlak van het bediende element 4 3 dat zich in de nabijgelegen positie bevindt om het schommelen van het 25 bediende element 4 3 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie te beperken. Wanneer het vergrendelingsonderdeel 64 zich bevindt in de ontgrendelingspositie zoals getoond in figuur 15(B), veronderstelt een vergrendelingsplaat 66 een 30 ontgrendelingstoestand die opwaarts is teruggetrokken vanuit het bediende element 43 om het schommelen van het bediende element 43 tussen de nabijgelegen positie en de op afstand gelegen positie toe te laten.

Het vergrendelingsonderdeel 64 wordt geduwd 35 vanuit de vergrendelingspositie naar de ontgrendelingspositie door druktoepassing van het operationele gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70' 27 die beweegt om uit te steken vanuit het transportvoertuig 3. De druk van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 die werkt in de richting van de vergrendelingspositie naar de ontgrendelingspositie wordt 5 opgeheven door verplaatsing van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 om terug te trekken naar het transportvoertuig 3.

Specifiek, zoals getoond in figuur 12, ligt de aangedrukte rol 67 tussen twee geleidingsrollen 62 wanneer 10 het vergrendelingsonderdeel 64 zich bevindt in de vergrendelingspositie. De aangedrukte rol 67 wordt opwaarts geduwd door het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 in de verplaatsing om uit te steken vanuit het transportvoertuig 3. De opwaartse druk 15 van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 wordt opgeheven door verplaatsing van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 om terug te trekken naar het transportvoertuig 3.

20 Het de aangedrukte rol 67 die opwaarts geduwd wordt door het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70, wordt het vergrendelingsonderdeel 64 verplaatst van de vergrendelingspositie naar de ontgrendelingspositie.

25 Wanneer de opwaartse druk, aangebracht door het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 op de aangedrukte rol 67, wordt opgeheven, wordt het vergrendelingsonderdeel 64 bevrijd van de kracht die het duwt van de vergrendelingspositie naar de 30 ontgrendelingspositie.

Verplaatsing van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 7 0 en . verplaatsing van de vergrendelingsinrichting R zal worden omschreven.

Wanneer het vergrendelingsonderdeel 64 zich 35 bevindt in de vergrendelingspositie zoals getoond in figuur 14, voert de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uit om het operationeel gedeelte van de 28 vergrendelingsinrichting 70 die gevormd is op het voorwaartse einde van het bedieningsonderdeel 56 te verplaatsen in de richting waarin het uitsteekt vanuit het transportvoertuig 3. Vervolgens maakt het operationeel 5 gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 contact met de aangedrukte rol 67. Zodra het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 verplaatst in de richting om uit te steken vanuit het transportvoertuig 3, wordt de aangedrukte rol 67 opwaarts gedrukt door het operationeel 10 gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70. Dientengevolge schommelt de schommelende arm 65 opwaarts om het vergrendelingsonderdeel 64 te schakelen van de vergrendelingspositie naar de ontgrendelingspositie.

Wanneer het vergrendelingsonderdeel 64 op deze manier wordt 15 geschoven naar de ontgrendelingspositie, zoals getoond in figuur 15, wordt de vergrendelingsplaat 66 teruggetrokken naar de ontgrendelingspositie boven het bediende element 43 om het bediende element 4 3 het schommelen toe te laten van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie. 20 Wanneer het vergrendelingsonderdeel 64 zich bevindt in de ontgrendelingspositie zoals getoond in figuur 15, voert de bedieningsinrichting S de terugtrekkende handeling uit om het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 te verplaatsen dat gevormd is 25 op het voorwaarts einde van het bedieningsonderdeel 56 in de richting om terug te trekken naar het transportvoertuig 3. Als het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 in de richting van het terugtrekken naar het transportvoertuig 3 verplaatst, rolt 30 de aangedrukte rol 67 langs de helling van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 naar beneden. Dientengevolge schommelt de schommelende arm 64 naar beneden. Wanneer het operationeel gedeelte ' van de vergrendelingsinrichting 70 zich ontdoet van de aangedrukte 35 rol 67, schommelt de schommelende arm 65 door de zwaartekracht naar beneden om ontvangen en ondersteund te worden door de vergrendelingsstopper 67, om het 29 vergrendelingsonderdeel 64 van de ontgrendelingspositie naar de vergrendelingspositie te schuiven. Wanneer het vergrendelingsonderdeel 64 op deze wijze wordt verschoven naar de vergrendelingspositie, wordt de vergrendelingsplaat 5 66 geplaatst in de vergrendelingstoestand om contact te maken met de zijvlakken van het bediende element 43 om het schommelen van het bediende element 43 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie te verhinderen.

Zoals boven beschreven, voert de 10 bedieningsinrichting S de uitstekende handeling en de terugtrekkende handeling uit om de vergrendelingsinrichting R te schakelen tussen de vergrendelingstoestand en de ontgrendelingstoestand. De bedieningsinrichting S schuift de artikelondersteuning 29 en vergrendelingsinrichting R op 15 de volgende wijze. In de uitstekende handeling, schakelt de bedieningsinrichting S de vergrendelingsinrichting R van de vergrendelingstoestand naar de ontgrendelingstoestand, en daarna schuift de artikelondersteuning 29 van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie. In de 20 terugtrekkende handeling, schuift de bedieningsinrichting S de artikelondersteuning 29 van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie, en daarna schakelt de vergrendelingsinrichting R van de ontgrendelingstoestand naar de vergrendelingstoestand.

25 Om dit meer in het bijzonder te beschrijven, wanneer de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uitvoert, zullen zowel de ingrijpingsrol 51 als het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 voorzien aan het voorwaarts einde van het 30 bedieningsonderdeel 56 verplaatsen in de toegangsrichting om uit te steken vanuit het transportvoertuig 3. Echter, omdat de aangedrukte rol 67 wordt opgesteld in het toegangsgedeelte van de groef 50 van het bediende element 43 in de toegangsrichting, zal het operationeel gedeelte 3 5 van de vergrendelingsinrichting 70 de aangedrukte rol 67 optillen voordat de ingrijpingsrol 51 ingrijpt op de groef 50. Daarom wordt de aangedrukte rol 67 eerst opgetild door 30 het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 om het vergrendelingsonderdeel 64 te duwen vanuit de vergrendelingspositie naar de ontgrendelingspositie om de vergrendelingsinrichting R te schakelen van de 5 vergrendelingstoestand naar de ontgrendelingstoestand.

Wanneer de vergrendelingsinrichting R geschakeld wordt van de vergrendelingstoestand naar de ontgrendelingstoestand, wordt het bediende element 43 toegelaten om te schommelen van de nabijgelegen positie 10 naar de op afstand gelegen positie. De ingrijpingsrol 51 grijpt in op de groef 50, en drukt het bediende element 43 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie. Voordat de vergrendelingsinrichting R wordt geschakeld naar de ontgrendelingstoestand, verhindert de 15 vergrendelingsplaat 66 het schommelen van het bediende element 43 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie zelfs als de ingrijpingsrol 51 een poging doet om het bediende element 43 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie te duwen, wanneer het 20 bediende element 43 zich in de op afstand gelegen positie bevindt, verplaatst het bediende element 43 de artikelondersteuning 29 van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie. Zodoende wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de 25 artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie.

Wanneer de bedieningsinrichting S de terugtrekkende handeling uitvoert , zullen de ingrijpingsrol 51 en het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 voorzien op het vooreinde van 30 het bedieningsonderdeel 56 in de toegangsrichting verplaatsen om terug te trekken naar het transportvoertuig 3. Eerst grijpt de ingri jpingsrol 51 in op de groef 50, en trekt het bediende element 4 3 van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie. Wanneer het bediende 35 element 43 zich bevindt in nabijgelegen positie, plaatst het bediende element 43 de artikelondersteuning 29 van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie.

31

Zodoende wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de artikeldoorvoerpositie naar de artikelopslagpositie.

Vervolgens zal, wanneer de ingrijpingsrol 51 loskomt van de groef 50, het operationeel gedeelte van de 5 vergrendelingsinrichting 70 zich ontdoen van de aangedrukte rol 67, daarbij opheffende de opwaartse druk die wordt aangebracht door het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting op de aangedrukte rol 67.

Vervolgens heft de opheffing van de opwaartse druk 10 aangebracht op de aangedrukte rol 67, op zijn beurt de aandrukkracht op van het operationeel gedeelte van de vergrendelingsinrichting 70 voor het duwen van het vergrendelingsonderdeel 64 van de vergrendelingspositie naar de ontgrendelingspositie. Zodoende wordt de 15 vergrendelingsinrichting R geschakeld van de ontgrendelingstoestand naar de vergrendelingstoestand.

Zoals getoond in figuur 16 ondersteunt het glijgeleidingsmechanisme 36 de artikelondersteuning 29 om glijbaar te zijn ten opzichte van het gefixeerde frame 35, 20 iets schuin ten opzichte van de horizontaal, tussen de artikelopslagpositie en de artikeldoorvoerpositie boven de artikelopslagpositie.

Specifiek is iedere rail 41 scheef van één eind naar het andere eind door een ingestelde hoek Θ 25 (bijvoorbeeld 2 graden) ten opzichte van de horizontaal.

Zodoende is het laagste punt van iedere rail 41 het einde op afstand in de toegangsrichting van het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, en het hoogste punt van iedere rail 41 is het einde dichtbij het 30 transportvoertuig 3. De ingestelde hoek (gewenst is tussen 0.5 en 10 graden, en1- nog meer gewenst tussen 1 en 5 graden).

Zodoende wordt het glijgeleidingsmechanisme 36 geconstrueerd als een 35 glijgeleidingsondersteuningsinrichting om de artikelondersteuning 29 te ondersteunen om glijbaar te zijn tussen de artikelopslagpositie en de 32 artikeldoorvoerpositie, terwijl de artikelondersteuning 29 voorgespannen is op de artikelopslagpositie gebruikmakende van het gewicht van de artikelondersteuning 29.

Het transportvoertuig 3 omvat een 5 rijtuigbesturing voor het besturen van de operatie van het transportvoertuig 3. Gebaseerd op commando's van een beherende computer die de operatie van het algehele artikeltransportmiddel bestuurt, en op detectie-informatie van diverse sensoren voorzien op het transportvoertuig 3, 10 stuurt de rijtuigbesturing verplaatsing van het transportvoertuig 3 aan, liftoperatie van de grijper 4, operatie van de grijpmotor 27 en de operatie van de besturing van elektromotor 60 van de bedieningsinrichting S.

15 Wanneer, bijvoorbeeld, de beherende computer een transportcommando geeft die een transportstartstation 7 en een eindbestemmingstation 7 onder het meervoud van stations 7 aanduidt, en die een bediening om een container 5 van het startstation naar het eindbestemmingstation 7 te 20 transporteren instrueert, stuurt de rijtuigbesturing de operatie van het transportartikel 3 aan om de container 5 van het startstation 7 te ontvangen, en aan het bestemmingsstation 7 te leveren.

Wanneer de container 5 van het startstation 7 25 ontvangen wordt, stuurt de rijtuigbesturing eerst de verplaatsing van het transportvoertuig 3 aan om het transportvoertuig 3 te stoppen in een stoppositie die correspondeert met het startstation 7. Vervolgens, waarbij het transportvoertuig 3 stilstaat in de stoppositie die 30 correspondeert met het startstation -7, voert de rijtuigbesturing de liftbesturing van de grijper 4 uit om de grijper 4 van de bovenpositie naar de onderpositie te laten zakken. Wanneer de grijper 4 zi'ch bevindt in de onderpositie, bedient de rijtuigbesturing de grijpmotor 27 35 om het paar· gri jpelementen 4a te schakelen naar de grijppositie, waarbij de grijpelelementen 4a de flens 5a van de container 5 grijpen. De container 5 wordt op deze 33 wijze ontvangen. Vervolgens voert de rijtuigbesturing de liftbesturing van de grijper 4 uit om de grijper 4 van de onderpositie naar de bovenpositie te heffen. Dan bestuurt de rijtuigbesturing de verplaatsing van het 5 transportvoertuig 3 om het transportvoertuig 3 te stoppen in de stoppositie die correspondeert met het eindbestemmingsstation 7.

Wanneer het transportvoertuig 3 gestopt is in de stoppositie die correspondeert met het 10 eindbestemmingsstation 7, levert de rijtuigbesturing de container 5 af op het bestemmingsstation 7 door de liftbesturing van de grijper 4 en bediening van de grijpmotor 27, zoals die is uitgevoerd wanneer de container 5 ontvangen is van het startstation 7.

15 De beherende computer kan een opslagcommando geven om één van het meervoud van artikelondersteuningen 29 aan te duiden, en een handeling te instrueren om een container 5 op de aangeduide artikelondersteuning 29 op te slaan. Zo'n geval zal hierna worden beschreven.

20 De rijtuigbesturing bestuurt eerst de verplaatsing van het transportvoertuig 3 om het transportvoertuig 3 te verplaatsen naar een artikeldoorvoerlocatie die correspondeert met de artikelondersteuning 29 voor transport. Vervolgens, waarbij 25 het transportvoertuig 3 stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie die correspondeert met de artikelondersteuning voor transport, bedient de rijtuigbesturing de elektromotor besturing 60 voor de besturingsinrichting S om de uitstekende handeling uit te 30 voeren. In de uitstekende handeling van de bedieningsinrichting S, geleidt de geleidingsinrichting F de ingrijpingsrol 51 naar de geschikte operationele positie om de vergrendelingsinrichting R te schakelen van de vergrendelingstoestand naar de ontgrendglingstoestand. 35 Vervolgens wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie. Na het uitvoeren van de liftbesturing van de grijper 4 om de 34 grijper 4 te laten zakken van de bovenpositie naar een positie grenzend aan de artikelondersteuning 29, bedient de ri j tuigbesturing de grijpmotor 27 om het paar van grijpelementen 4a te schakelen naar de ontkoppelpositie, 5 daarbij de container 5 afleverend van de grijper 4 aan de artikelondersteuning 29 die zich in de artikeldoorvoerpositie bevindt. Vervolgens na het uitvoeren van de liftbesturing van de grijper 4 om de grijper 4 naar de bovenpositie te heffen, bedient de rijtuigbesturing de 10 besturing van de elektromotor 60 voor de besturingsinrichting S om de terugtrekkende handeling uit te voeren. In de terugtrekkende handeling van de bedieningsinrichting S, wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de artikeldoorvoerpositie naar de 15 artikelopslagpositie. Dan wordt de vergrendelingsinrichting R geschakeld van de ontgrendelingstoestand naar de vergrendelingstoestand.

De beherende computer kan een ophaalcommando geven die één van het meervoud van artikelondersteuningen 20 29 aanduidt, en een handeling te instrueren om een container 5 op te halen van de aangeduide artikelondersteuning 29. Zo'n geval zal hierna beschreven worden.

De rijtuigbesturing bestuurt de verplaatsing van 25 het transportvoertuig 3, zoals in het geval van een opslagcommando, om het transportvoertuig 3 te stoppen in een artikeldoorvoerlocatie die correspondeert met de artikelondersteuning voor transport. Vervolgens bedient de rijtuigbesturing de besturing van de elektromotor 60 voor 30 de besturingsinrichting S om de uitstekende handeling uit te voeren. In de uitstekende handeling van de bedieningsinrichting S, geleidt de geleidingsinrichting F de ingrijpingsrol 51 naar de geschikte operationele positie om de vergrendelingsinrichting R te schakelen van de 35 vergrendelingstoestand naar de ontgrendelingstoestand. Vervolgens wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de artikelopslagpositie naar de artikeldoorvoerpositie. Na 35 het uitvoeren van de liftbesturing van de grijper 4 om de grijper 4 van de bovenpositie naar de positie grenzend aan de artikelondersteuning 29 te laten zakken, bedient de ri j tuigbesturing de grijpmotor 27 om het paar van 5 grijpelementen 4a te schakelen naar de grijppositie, daarbij de container 5 ontvangende van de artikelondersteuning 29. Vervolgens, na het uitvoeren van de liftbesturing van de grijper 4 om de grijper 4 naar de bovenpositie te heffen, bedient de rijtuigbesturing de 10 besturing van de elektromotor 60 voor de besturingsinrichting S om de terugtrekkende handeling uit te voeren. In de terugtrekkende handeling van de bedieningsinrichting S, wordt de artikelondersteuning 29 geschoven van de artikeldoorvoerpositie naar de 15 artikelopslagpositie. Vervolgens wordt de vergrendelingsinrichting R geschakeld van de ontgrendelingstoestand naar de vergrendelingstoestand.

[Tweede uitvoeringsvorm]

Vervolgens zal een artikeltransportmiddel in de 20 tweede uitvoeringsvorm worden omschreven. De tweede uitvoeringsvorm toont een modificatie van de geleidingsinrichting F in de eerste uitvoeringsvorm hierboven omschreven. Deze geleidingsinrichting F zal worden omschreven onder verwijzing naar figuur 17. De 25 andere aspecten van de constructie zijn hetzelfde als in de eerste uitvoeringsvorm, en zullen niet nogmaals worden beschreven.

De geleidingsinrichting F omvat lineaire geleidingselementen 73 die aan beide zijden van de 30 geschikte operationele positie in de langs-richting opgesteld zijn voor het geleiden van de ingrijpingsrol 51' naar de geschikte operationele positie. Zoals in de eerste uitvoeringsvorm, is de geschikte operationele positie zo ingesteld dat de hartlijn van de ' ingri jpingsrol 51 35 samenvalt, in de ]*angs-richting, met de hartlijn van de groef 50 van het bediende element 43 dat zich in de nabijgelegen positie bevindt.

36

De geleidingselementen 73 zijn opgesteld om het bedieningselement 56 te geleiden in de langs-richting door contact te maken met de geleide rollen 74 die zijn opgesteld op het bedieningselement 56 om roteerbaar te zijn 5 rond verticale assen. De geleide rollen 74 zijn opgesteld om in de langs-richting van het bedieningselement 56 uit te steken. De twee geleidingselementen 73 zijn opgesteld om het bedieningselement 56 te geleiden naar de geschikte operationele positie door het bedieningselement 56 te 10 geleiden in de langs-richting tussen de geleidingselementen 73. De geleidingselementen 73 hebben gekromde einden tegengesteld aan het transportvoertuig 3 dat stilstaat in de artikeldoorvoerlocatie, voor het soepel contact maken met en het geleiden van het bedieningselement 56 in de 15 langs-richting.

De geleidingselementen 73 zijn verlengd in de toegangsrichting, voor het contact maken met de geleide rollen 74 om het bedieningselement 56 voortdurend in de toegangsrichting te geleiden na het geleiden van het 2 0 bedieningselement 56, om door de ruimte tussen de geleidingselementen 73 die in de langs-richting opgesteld zijn te passeren. Op deze wijze, is de geleidingsinrichting F geconstrueerd om de ingrijpingsrol 51 voortdurend in de toegangsrichting te geleiden, terwijl de ingrijpingsrol 51 25 zich in de geschikte operationele positie in de langs-richting bevindt, na het geleiden van de ingrijpingsrol 51 naar de geschikte operationele positie.

Verplaatsingen die optreden wanneer de bedieningsinrichting S de uitstekende handeling uitvoert en 30 de geleidingsinrichting F de ingrijprol 51 geleidt naar de geschikte operationele positie zal beschreven worden.

Wanneer de hartlijn Ql van de ingrijpingsrol 51 wordt verplaatst van een geschikte operationele positie Q2, maakt één van de geleidingselementen 73 contact met de 35 geleide rollen 74 om de geleide rollen 74 te roteren. Dientengevolge, wordt het bedieningselement 56 geleidt tussen de twee geleidingselementen 73 in de langs-richting, 37 waarbij de hartlijn Q1 van de ingrijpingsrol 51 in overeenstemming gebracht wordt met de geschikte operationele positie Q2. Zoals in de eerste uitvoeringsvorm, wanneer de geleidingsvlakken 50b grenzend 5 aan de opening 50a van de groef 50 op dit moment contact maakt met de ingri jpingsrol 51, geleiden de geleidingsvlakken 50b ook de ingrijpingsrol 51 om de hartlijn Q1 van ingrijpingsrol 51 in overeenstemming te brengen met de geschikte operationele positie Q2.

10 Na het geleiden van het bedieningselement 56 naar de positie ertussenin in de langs-richting, gaan de twee geleidingselementen 7 3 door met het contact maken met de geleide rollen 74. Dientengevolge, nadat de ingrijpingsrol is geleid naar de geschikte operationele positie in de 15 langs-richting, wordt de ingrijpingsrol voortdurend geleid in de toegangsrichting terwijl deze zich bevindt in de geschikte operationele positie.

[Andere uitvoeringsvormen]

(1) In de eerste en tweede uitvoeringsvormen 20 hierboven omschreven, is de bedieningsinrichting S

geconstrueerd van het duw-trektype voor het duwen van het bediende element 43 van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie waarbij de ingrijpingsrol 51 ingrijpt op de groef 50, en voor het trekken van het 25 bediende element 43 van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie waarbij de ingrijpingsrol 51 ingrijpt op de groef 50. De bedieningsinrichting S kan veranderd worden in elk verschillend geschikt type.

Bijvoorbeeld, een voorspanningsinrichting zoals 30 een voorspanningsveer kan verschaft worden voor het voorspannen van het bediende element 43 terug naar de nabijgelegen positie, en de bedieningsinrichting S kan geconstrueerd worden, van het duwtype. Vervolgens voert de bedieningsinrichting S een uitstekende handeling uit om het 35 bediende element 43 te duwen van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie met de ingrijpingsrol 51. In de terugtrekkende handeling, oefent de 38 voorspanningsinrichting een voorspanningskracht uit om het bediende element 43 terug te brengen van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie. De bedieningsinrichting S hoeft geen ingrijpingsrol 51 te 5 hebben en kan in plaats daarvan een niet-roterend aanliggend gedeelte hebben.

De bedieningsinrichting S hoeft geen ingrijpingsrol 51 te hebben en kan in plaats daarvan een niet-roterend ingrijpend gedeelte hebben.

10 (2) In de eerste en tweede uitvoeringsvormen hierboven omschreven, transporteert de artikelondersteuning 29 in de artikeldoorvoerpositie een container 5 naar en van de grijper 4 die zich bevindt in een positie dichtbij de bovenpositie. Bijvoorbeeld, kan artikelondersteuning 29 in 15 de artikeldoorvoerpositie een container 5 transporteren van en naar de grijper 4 die zich bevindt in de bovenpositie.

De positie van de artikelondersteuning 29 voor het transporteren van een container 5 naar en van de grijper 4 is niet beperkt tot de bovenpositie of de positie 20 dichtbij de bovenpositie, maar kan een positie met een ingestelde hoogte lager zijn dan de bovenpositie. In dit geval kan een container 5 getransporteerd worden tussen de artikelondersteuning 29 en grijper 4 door het laten zakken van de grijper 4 met de ingestelde hoogte vanuit de 25 bovenpositie in de toestand waarin de artikelondersteuning zich bevindt in de artikeldoorvoerpositie.

(3) In de eerste en tweede uitvoeringsvormen hierboven omschreven, zijn een meervoud van artikelondersteuningen 29 langs de geleidingsrail 2 30 opgesteld. Het aantal artikelondersteuningen 29 kan als geschikt gevarieerd worden. -Terwijl de artikelondersteuningen 29 zijn geïnstalleerd aan beide zijden van de geleidingsrail 2, kunnen zij geïnstalleerd worden slechts aan één zijde van de geleidingsrail 2.

35 (4) In de eerste en tweede uitvoeringsvormen hierboven omschreven, heeft het transportvoertuig 3 twee bedieningsinrichtingen S, namelijk de bedieningsinrichting 39 9 S voor het schuiven van de artikelondersteuningen 29 die zijn opgesteld aan de rechterzijde in de verplaatsingsrichting van het transportvoertuig 3, en de bedieningsinrichting S voor het schuiven van de 5 artikelondersteuningen 29 die zijn opgesteld aan de linkerzijde in de verplaatsingsrichting van het transportvoertuig 3. Bijvoorbeeld, kan het transportvoertuig 3 één bedieningsinrichting S hebben die verplaatsbaar is om naar rechts toe en naar links toe uit 10 te steken vanuit het transportvoertuig 3, voor het schuiven van de artikelondersteuningen 29 die aan beide zijden zijn opgesteld in de verplaatsingsrichting van het transportvoertuig 3.

(5) In de eerste en tweede uitvoeringsvormen 15 hierboven omschreven, is het mobiele lichaam toegelicht door het transportvoertuig 3 dat de grijper 4 heeft dat een container 5 in ophanging kan grijpen, en verticaal verplaatsbaar is ten opzichte van het transportvoertuig 3. De constructie voor het houden van een container 5 kan als 20 geschikt gevarieerd worden. Bijvoorbeeld, kan het transportvoertuig alleen een grijper voor het houden van een container 5 omvatten door het in te klemmen op tegenovergestelde zijden ervan.

In dit geval, bijvoorbeeld, zijn 25 artikeldoorvoerstations opgesteld aan een zijde van en dichtbij de geleidingsrail 2. Elk station heeft een artikeldoorvoerinrichting van het uitsteek- en terugtrektype voor het doorvoeren van artikelen naar en van het transportvoertuig 3. Op deze wijze kunnen artikelen 30 getransporteerd worden tussen het transportvoertuig en het station.

(6) In de eerste en tweede uitvoeringsvormen hierboven omschreven, transporteert het artikeltransportmiddel, zoals artikelen, container 5 die 35 half geleiders.ubstraten opslaat. De getransporteerde artikelen kunnen als geschikt gevarieèrd worden.

(7) Het vergrendelingsbedieningselement hoeft 40 geen rol te omvatten en kan in plaats daarvan een niet-roterend contactgedeelte omvatten.

2000998

Claims

1. Een artikeltransportmiddel omvattende: een artikeltransporterend mobiel lichaam ingericht om te verplaatsen langs een pad en omvattende een artikelhouder; 5 een artikelondersteuning voor het opslaan van een artikel, waarbij de artikelondersteuning is ingericht om verplaatst te worden tussen een artikeldoorvoerpositie voor het ontvangen van een artikel van en het aanbieden van een artikel aan de artikelhouder van het mobiele lichaam dat 10 zich op een artikeldoorvoerlocatie bevindt corresponderende met de artikelondersteuning, en een artikelopslagpositie; met het kenmerk, dat bedieningsmiddelen verschaft aan het mobiele lichaam voor het verplaatsen van de artikelondersteuning tussen de artikelopslagpositie en de 15 artikeldoorvoerpositie, waarbij de bedieningsmiddelen een bedieningselement hebben, de bedieningsmiddelen een uitstekende handeling uitvoeren voor het uitsteken van het bedieningselement van het mobiele lichaam af op de artikeldoorvoerlocatie langs een veraf-nabij richting, en 20 een terugtrekkende handeling voor het terugtrekken van het bedieningselement naar het mobiele lichaam langs de veraf-nabij richting, en waarbij het bedieningselement ondersteund is om verplaatsbaar te zijn in de langs-richting van het mobiele lichaam op de 25 artikeldoorvoerlocatie; een bediend element dat ondersteund is om verplaatsbaar te zijn in de veraf-nabij richting tussen een nabijgelegen positie dichterbij het mobiele lichaam op de artikeldoorvoerlocatie en een op afstand gelegen positie 30 verder weg van het mobiele lichaam op de artikeldoorvoerlocatie, waarbij het· bediende element bedienbaar is, in de nabijgelegen positie, om ervoor te 2 0 0 Ó 9 98 V zorgen dat de artikelondersteuning in de artikelopslagpositie is, en in de op afstand gelegen positie, om ervoor te zorgen dat de artikelondersteuning in de artikeldoorvoerpositie is; en 5 geleidingsmiddelen voor het geleiden van het bedieningselement in de langs-richting naar een geschikte operationele positie ten opzichte van het bediende element wanneer de bedieningsmiddelen de uitstekende handeling uitvoeren; 10 waarin de bedieningsmiddelen ingericht zijn voor, wanneer het mobiele lichaam zich op de artikeldoorvoerlocatie bevindt, het uitvoeren van de uitstekende handeling om ervoor te zorgen dat het bedieningselement het bediende element van de nabijgelegen 15 positie naar de op afstand gelegen positie verplaatst, en de terugtrekkende handeling om ervoor te zorgen dat het bedieningselement het bediende element van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie verplaatst.

2. Artikeltransportmiddel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bediende element draaibaar is rond een draaias om te schakelen tussen de nabijgelegen positie en de op afstand gelegen positie, waarbij het bediende element een voorwaarts einde ervan heeft dichterbij gelegen 25 dan de draaias naar het mobiele lichaam op de artikeldoorvoerlocatie wanneer het bediende element zich in de nabijgelegen positie bevindt; het bediende element een groef heeft, gevormd in het voorwaartse einde ervan en uitstrekt naar de draaias in 30 de richting dwars op de veraf-nabij richting wanneer het bediende element zich in de· nabijgelegen positie bevindt, waarbij de groef zo gevormd is dat een voorwaarts eindgedeelte ervan, zich op een zijde bevindt naar het mobiele lichaam toe op de artikeldoorvoerlocatie, uitstrekt 35 in de veraf-nabij richting; het bedieningselement is ingericht voor het ingrijpen op en het loskomen van de groef door het V verplaatsen in de veraf-nabij richting; en de bedieningsmiddelen zijn ingericht voor het uitvoeren van de uitstekende handeling om het bedieningselement in te laten grijpen op de groef en het 5 bediende element van de nabijgelegen positie naar de op afstand gelegen positie te duwen, en de terugtrekkende handeling om het bediende element toe te staan te verplaatsen van de op afstand gelegen positie naar de nabijgelegen positie, en om daarna het bedieningselement te 10 lossen van de groef.

3. Artikeltransportmiddel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een openingsgedeelte van de groef een paar geleidingsvlakken heeft voor het geleiden van het bedieningselement naar de geschikte operationele positie, 15 waarbij het paar geleidingsvlakken een afstand ertussen heeft in de langs-richting die groter is bij een toegang dan het bedieningselement, en die kleiner wordt bij toenemende afstand van het mobiele lichaam.

4. Artikeltransportmiddel volgens één der 20 conclusies 1-3, met het kenmerk, dat geleidingsmiddelen geleidingselementen omvatten die aan beide zijden opgesteld zijn in de langs-richting van de geschikte operationele positie voor het geleiden van het bedieningselement naar de geschikte operationele positie.

5. Artikeltransportmiddel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de geleidingselementen ingericht zijn voor, na het geleiden van het bedieningselement naar de geschikte operationele positie, het vervolgen van het geleiden van het bedieningselement in de veraf-nabij 30 richting terwijl het bedieningselement in de geschikte operationele positie in de langs-richting wordt gehouden.

6. Artikeltransportmiddel volgens één der conclusies 1-3, verder omvattende omkerende voorspanningsmiddelen voor het voorspannen van het 35 bedieningselement in de langs-richting naar een neutrale positie.

7. Artikeltransportmiddel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk van de geleidingselementen een rol heeft.

8. Artikeltransportmiddel volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het pad gedefinieerd 5 is door een bovenrail, waarbij het mobiele lichaam een voertuig is dat ingericht is om te verplaatsen langs de rail, waarbij het voertuig een liftmechanisme omvat dat een flexibel element heeft, en de artikelhouder ingericht is voor het verticaal verplaatsen tussen een bovenpositie en 10 een onderpositie door het liftmechanisme via het flexibele element.

9. Een artikeltransportmiddel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het voertuig een verticaal voorframe en een verticaal achterframe ten opzichte van een 15 verplaatsingrichting ervan omvat, waarbij de bovenpositie er één is waarin de artikelhouder zich bevindt tussen de voor- en achterframes, en de onderpositie een positie is die geschikt is voor het plaatsen van een artikel op een grondstation.

10. Een artikeltransportmiddel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de artikelondersteuning in hoofdzaak is opgesteld op een zelfde verticale hoogte als de artikelhouder in de bovenpositie, zo dat de artikelondersteuning een artikel kan ontvangen van de 25 artikelhouder door in hoofdzaak horizontaal aan de artikeldoorvoerpositie te verplaatsen.

11. Een artikeltransportmiddel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de artikelondersteuning is opgehangen aan een plafond via een vast frame. 30 -o-o-o-o-o-o-o-o- 2000998 '