belevenis
Uiterlijk
- be·le·ve·nis
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ervaring’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1]
- Naamwoord van handeling van beleven met het achtervoegsel -enis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belevenis | belevenissen |
verkleinwoord | belevenisje | belevenisjes |
de belevenis v
- een gedenkwaardige ervaring, een spannend avontuur
- Het bezoek aan Jeruzalem was een hele belevenis.
- Het museumbezoek zou een hele belevenis moeten zijn.
- ▸ Nadat wij details over onze tragische belevenissen hadden uitgewisseld, begon er bij mij een lampje te branden.[2]
- zoals men iets uit eigen waarneming ervaart
- ▸ In haar belevenis waren de langsvarende boten immens groot geweest en de golven die zij veroorzaakten reusachtig.[2]
- Het woord belevenis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belevenis" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "belevenis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -enis in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %