NL2006799C2

NL2006799C2 - ORTHESIS, FOR USE WITH REDUCED FUNCTIONALITY OF A MEMBER.

Info

Publication number: NL2006799C2
Application number: NL2006799A
Authority: NL
Inventors: Jacques Johannes Benjamin Lierop
Original assignee: Bhl Orthopedie B V
Priority date: 2011-05-18
Filing date: 2011-05-18
Publication date: 2012-11-20

Description

Korte aanduiding: Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat.Short indication: Orthosis, for use with reduced functionality of a limb.

BESCHRIJVINGDESCRIPTION

5 De uitvinding heeft betrekking op een orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat. De orthese omvat een eerste orthese deel dat tijdens gebruik met een distale gedeelte van het ledemaat verbonden is, een tweede orthese deel dat tijdens gebruik met een proximale gedeelte van het ledemaat verbonden is, alsmede een verbindingsmiddel dat het eerste en tweede 10 orthese deel met elkaar verbindt.The invention relates to an orthosis, for use with reduced functionality of a limb. The orthosis comprises a first orthosis part which is connected to a distal part of the limb during use, a second orthesis part which is connected to a proximal part of the limb during use, as well as a connecting means which connect the first and second orthosis part to each other connects.

Een bekende orthese volgens de inleiding is geopenbaard in GBA known orthosis according to the introduction is disclosed in GB

112,684.112,684.

De bovenomschreven bekende orthese is een orthopedisch hulpmiddel voor verminderde functionaliteit van een ledemaat en in het bijzonder een 15 wrist-drop / hangende hand / drop-hand aandoening.The orthosis described above is an orthopedic aid for reduced functionality of a limb and in particular a wrist-drop / hanging hand / drop-hand condition.

Drop-hand is een medische aandoening waarbij een persoon problemen heeft met het strekken en buigen van de pols. Als gevolg hiervan heeft de hand de neiging om naar beneden te gaan hangen, waar de benaming drop-hand van is afgeleid.Drop-hand is a medical condition where a person has problems with stretching and bending the wrist. As a result, the hand tends to hang down, from which the name drop-hand is derived.

20 Een vergelijkbare medische aandoening is een drop-feet / drop-voet of ook wel klapvoet genoemd. Hierbij uit de verminderde functionaliteit zich in het niet kunnen controleren van een rotatie van de voet om de enkel. De voet klapt bij het lopen op de grond omdat de rotatie om de enkel niet juist kan worden gecontroleerd. Deze rotatie wordt aangeduid met plantair flexie. De tenen bewegen daarbij naar 25 beneden in tegenstelling tot dorsaal flexie waarbij de rotatie van de voet om de enkel zodanig is dat de tenen omhoog bewegen.20 A similar medical condition is a drop-feet / drop-foot or also called drop-foot. Hereby the reduced functionality manifests itself in not being able to control a rotation of the foot around the ankle. The foot claps when walking on the ground because the rotation around the ankle cannot be correctly controlled. This rotation is referred to as plantar flexion. The toes then move downwards in contrast to dorsal flexion where the rotation of the foot around the ankle is such that the toes move upwards.

Zowel een drop-hand als klapvoet aandoening is fysiologisch problematisch omdat de functie van de hand en voet aanzienlijk beperkt is. Daarnaast zijn beide aandoeningen cosmetisch onwenselijk.Both a drop-hand and foot drop condition are physiologically problematic because the function of the hand and foot is considerably limited. In addition, both disorders are cosmetically undesirable.

30 De bekende bovenomschreven orthese bestaat uit twee gedeeltes.The known orthosis described above consists of two parts.

Het eerste gedeelte is aan het distale deel van de arm (de hand) bevestigbaar en het tweede gedeelte aan het proximale deel van de arm (onderarm) bevestigbaar. Een verbindingsmiddel verbindt de twee delen met elkaar en fixeert de hoek tussen de 2 beide delen. Daartoe kan het eerste gedeelte ten opzichte van het tweede gedeelte niet verder strekken dan het verbindingsmiddel toelaat. De hand heeft buiten deze beweging (palmair flexie) geen verdere beperking in bewegingsvrijheid.The first portion is attachable to the distal portion of the arm (the hand) and the second portion attachable to the proximal portion of the arm (forearm). A connecting means connects the two parts with each other and fixes the angle between the 2 both parts. To this end, the first part cannot extend further than the connecting means allows relative to the second part. The hand has no further restrictions on freedom of movement outside of this movement (palmar flexion).

Het doel van dergelijke bekende ortheses is om enkel te corrigeren 5 voor die rotatie om de pols waartoe het ledemaat zelf niet voldoende in staat is. Enkel de flexie van de hand om het polsgewricht wordt getracht te corrigeren, terwijl voor de overige rotaties om het polsgewricht vrijheid wordt toegestaan.The purpose of such known ortheses is to correct only for that rotation about the wrist to which the limb itself is not sufficiently capable. Only the flexion of the hand around the wrist joint is attempted to be corrected, while freedom is allowed for the other rotations around the wrist joint.

De bovenomschreven orthese heeft als nadeel dat voor de niet gecorrigeerde bewegingen van het gewricht er krachten worden uitgeoefend op het 10 gewricht die ongewenst zijn. Bijvoorbeeld een zijwaartse beweging van de hand, het zogenoemde gliding (zwaaien of radiaal/ulnair abductie), geeft door de constructie van de bovenomschreven orthese een krachtsvector die niet alleen een trekspanning in de proximale richting van het ledemaat oplevert, maar ook een zijwaartse krachtscomponent die dwars op de langsrichting van het ledemaat op de het 15 polsgewricht werkt. Deze krachtscomponent is ongewenst en levert een additieve belasting van het polsgewricht en de spieren op. Deze additieve belasting draagt niet bij aan het corrigeren voor de drop-hand aandoening en kan resulteren in een overbelasting van het polsgewricht.The orthesis described above has the disadvantage that for the uncorrected movements of the joint, forces are exerted on the joint that are undesirable. For example, a lateral movement of the hand, the so-called gliding (swinging or radial / ulnar abduction), gives a force vector through the construction of the orthosis described above, which not only produces a tensile stress in the proximal direction of the limb, but also a lateral force component that acts transversely to the longitudinal direction of the limb on the wrist joint. This force component is undesirable and provides an additional load on the wrist joint and muscles. This additive load does not contribute to correcting for the drop-hand condition and can result in an overload on the wrist joint.

Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een verbeterde 20 orthese te verschaffen die corrigeert/ondersteunt voor de verminderde functionaliteit van een ledemaat, in het bijzonder voor drop-hand of klapvoet aandoeningen.An object of the present invention is therefore to provide an improved orthosis that corrects / supports for the reduced functionality of a limb, in particular for drop-hand or foot drop disorders.

Het genoemde doel is bereikt met een orthese volgens de onderhavige uitvinding, welke wordt gekenmerkt doordat het verbindingsmiddel via een het tweede orthese deel bevindend aangrijppunt ten minste twee het eerste 25 orthese deel bevindende verbindingspunten verbindt.Said object has been achieved with an orthosis according to the present invention, which is characterized in that the connecting means connects at least two connecting points located on the second orthosis part via an engagement point located on the second orthosis part.

Het eerste orthese deel wordt bevestigd aan het distale gedeelte van het ledemaat. Deze bevestiging kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Het tweede orthese deel wordt aan het proximale gedeelte van het ledemaat bevestigd. Bij een hand-orthese wordt daarom het eerste orthese deel aan de hand bevestigd 30 en het tweede orthese deel aan de onderarm of aan de bovenarm. Bij een voet-orthese zijn dit de voet en het onderbeen respectievelijk het bovenbeen.The first orthosis part is attached to the distal part of the limb. This confirmation can be done in various ways. The second orthosis part is attached to the proximal part of the limb. In a hand orthosis, therefore, the first orthosis part is attached to the hand and the second orthosis part to the forearm or upper arm. With a foot orthosis, these are the foot and the lower leg or the upper leg respectively.

In de arm is de onderarm met de pols verbonden door middel van het polsgewricht. Dit gewricht heeft tot functie om de botten van de hand en 3 onderarm ten opzichte van elkaar te kunnen scharnieren. De wijze waarop deze kan scharnieren, de richting waarin deze kan scharnieren en de hoek tot waar deze kan scharnieren worden door het polsgewricht bepaald. Door een goede krachtswerking in het gewricht en door een goede smering van het gewricht, door synoviaal vocht, 5 kan het gewricht soepel bewegen.In the arm, the forearm is connected to the wrist by means of the wrist joint. The purpose of this joint is to be able to pivot the bones of the hand and 3 forearm relative to each other. The way in which it can pivot, the direction in which it can pivot and the angle to which it can pivot are determined by the wrist joint. By a good force effect in the joint and by a good lubrication of the joint, by synovial moisture, the joint can move smoothly.

Er zijn verschillende bewegingen die het polsgewricht kan maken. Zo kan de hand zwaaien (ulnair/radiaal abductie), wapperen (dorsaal/palmairflexie), of omklappen (pronatie/supinatie). Veelal vormen de bewegingen van de hand een combinatie van bovenstaande bewegingen. De bouw van het gewricht bepaald de 10 bewegingsmogelijkheden van het gewricht. De beweging zelf wordt door de spieren aangestuurd die een trekkracht uitoefenen tussen gewricht en het ledemaat of tussen het distale en proximale gedeelte van het ledemaat.There are different movements that the wrist joint can make. For example, the hand can swing (ulnar / radial abduction), flutter (dorsal / palmar flexion), or flip over (pronation / supination). The movements of the hand often form a combination of the above movements. The construction of the joint determines the 10 movement possibilities of the joint. The movement itself is controlled by the muscles that exert a tensile force between the joint and the limb or between the distal and proximal part of the limb.

Voor het buigen en strekken zijn ten minste twee spieren nodig daar een enkele spier slechts een trekkracht uit kan oefenen. Het zelfde geldt voor 15 complexere bewegingen die uit een combinatie van bewegingen bestaan. Daartoe worden in het ledemaat ook meerdere spieren gebruikt.Bending and stretching requires at least two muscles as a single muscle can only exert a pull. The same applies to more complex movements that consist of a combination of movements. To this end, multiple muscles are also used in the limb.

Reeds bekende ortheses zoals de orthese uit de aanhef bestaan uit een tweetal orthese delen, waarbij een eerste orthese deel aan de hand bevestigd is en een tweede orthese deel aan de onderarm. De orthese delen zijn met een 20 verbindingsmiddel aan elkaar verbonden. Dit verbindingsmiddel is veelal een elastische band. Dit verbindingsmiddel is een punt naar punt verbinding waarbij een tweetal punten, een op het eerste en een op het tweede orthese deel, met elkaar worden verbonden. Deze verbinding is onstabiel en beperkt de bewegingsmogelijkheid van het ledemaat in meerdere vlakken. Het gewricht is echter 25 door de bouw in staat om bewegingen in alle vlakken te faciliteren, hoewel sommige in beperkte mate. De werking van het verbindingsmiddel van reeds bekende ortheses vormt geen natuurlijke ondersteuning voor het gewricht.Ortheses already known, such as the orthosis from the preamble, consist of two orthosis parts, wherein a first orthosis part is attached to the hand and a second orthosis part to the forearm. The orthosis parts are connected to each other with a connecting means. This connecting means is often an elastic band. This connecting means is a point-to-point connection in which two points, one on the first and one on the second orthosis part, are connected to each other. This connection is unstable and limits the movement of the limb in several planes. However, due to the construction, the joint is able to facilitate movements in all planes, although some to a limited extent. The functioning of the connecting means of already known orthoses does not constitute natural support for the joint.

De orthese volgens een eerste uitvoeringvorm van de uitvinding is niet voorzien van een punt-naar-punt verbindingsmiddel maar van een V-vormig 30 verbindingsmiddel. De punt van de V-vorm grijpt daarbij aan op het tweede orthese deel. De twee uiteinden van de V-vorm van het verbindingsmiddel zijn bevestigd aan het eerste orthese deel. Hiermee wordt het verassende effect bereikt dat het V-vormig verbindingsmiddel een meer natuurlijke ondersteuning van spieren nabootst 4 en daardoor meer stabiliteit wordt verkregen.The orthosis according to a first embodiment of the invention is not provided with a point-to-point connecting means but with a V-shaped connecting means. The point of the V-shape thereby engages the second orthosis part. The two ends of the V-shape of the connecting means are attached to the first orthosis part. Hereby the surprising effect is achieved that the V-shaped connecting means mimics a more natural support of muscles 4 and thereby more stability is obtained.

Een verbindingsmiddel dat gekenmerkt wordt doorat het via een het tweede orthese deel bevinden aangrijppunt ten minste twee het eerste orthese deel bevinden verbindingspunten verbindt, is V-vormig. Het ene uiteinde op het eerste 5 orthese deel is via het tweede orthese deel met het andere uiteinde op het eerste orthese deel verbonden. Daarmee vindt een betere ondersteuning van niet alleen de dorsaalflexie (wapperen) plaats maar ook van de radiaal abductie (zwaaien) en andere bewegingen, en in het bijzonder bij combinaties hiervan. Bij combinaties van bewegingen geven bij reeds bekende ortheses namelijk weinig ondersteuning en 10 zorgen daarom voor instabiliteit van het ledemaat, zowel voor een hand als voor een voet.A connecting means characterized by connecting via at an engagement point located at the second orthosis part at least two connection points located at the first orthesis part is V-shaped. The one end on the first orthosis part is connected via the second orthosis part to the other end on the first orthosis part. This provides better support not only for the dorsal flexion (fluttering) but also for radial abduction (swinging) and other movements, and in particular with combinations of these. With combinations of movements, already known orthoses provide little support and therefore cause instability of the limb, both for a hand and for a foot.

In een verdere uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel vast met de ten minste twee verbindingspunten verbonden. Bij deze uitvoeringsvorm worden de twee uiteinden van de V-vorm vast verbonden met het eerste proximale gedeelte van 15 de orthese.In a further embodiment, the connecting means is fixedly connected to the at least two connecting points. In this embodiment, the two ends of the V-shape are fixedly connected to the first proximal portion of the orthosis.

In nog een verdere uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel vrij langs het aangrijppunt beweegbaar. De twee uiteinden van het V-vormig verbindingsmiddel zijn aan het eerste orthese deel verbonden en vormen één geheel. Daarbij kan gedacht worden aan een band, koord, draad of vergelijkbaar 20 verbindingsmiddel. Het verbindingsmiddel is echter niet rechtstreeks verbonden tussen de twee verbindingspunten op het eerste orthese deel, maar zijn via een aangrijppunt op het tweede orthese deel. Daarmee wordt een V gevormd waarbij de onderzijde, de punt van de V zich nabij het tweede orthese deel bevindt en de twee uiteinden van de V op het eerste orthese deel.In yet a further embodiment, the connecting means is freely movable along the point of engagement. The two ends of the V-shaped connecting means are connected to the first orthosis part and form one whole. A band, cord, thread or similar connecting means can be envisaged. However, the connecting means is not directly connected between the two connecting points on the first orthosis part, but is via a point of engagement on the second orthosis part. A V is hereby formed with the underside, the point of the V being located near the second orthosis part and the two ends of the V on the first orthosis part.

25 Omdat de twee verbindingspunten op het eerste orthese deel vaste punten zijn, is het verbindingsmiddel daar gefixeerd. Het aangrijppunt op het tweede orthese deel bepaalt echter enkel de positie waarlangs het verbindingsmiddel loopt. Het verbindingsmiddel is niet vast verbonden met het aangrijppunt op het tweede orthese deel maar kan vrijelijk langs dit punt bewegen. Daarmee wordt een trekkracht 30 van het ene verbindingspunt op het eerste orthese deel naar de onderarm toe omgezet in een overeenkomende vrijheid die naar het andere verbindingsmiddel wordt gegeven.Because the two connecting points on the first orthosis part are fixed points, the connecting means is fixed there. The engagement point on the second orthosis part, however, only determines the position along which the connecting means runs. The connecting means is not fixedly connected to the point of engagement on the second orthosis part, but can move freely along this point. A tensile force 30 is hereby converted from one connecting point on the first orthosis part to the forearm into a corresponding freedom which is given to the other connecting means.

Het verbindingsmiddel heeft een vaste lengte. Bij een radiaal 5 abductie beweging van de pols (zwaaien), veranderd de lengte van de twee benen van de V-vorm, zijnde de afstand tussen het aangrijppunt en een van de verbindingspunten. Waar de afstand tussen het aangrijppunt en het ene verbindingspunt toeneemt, neemt de afstand tussen het aangrijppunt en het andere 5 verbindingspunt af. Deze toe- en afname wordt door het vrij langs het aangrijppunt bewegen van het verbindingsmiddel mogelijk gemaakt en niet door de constructie van de orthese of het verbindingsmiddel beperkt.The connecting means has a fixed length. With a radial abduction movement of the wrist (swinging), the length of the two legs of the V-shape changes, being the distance between the point of engagement and one of the connecting points. Where the distance between the engagement point and the one connection point increases, the distance between the engagement point and the other connection point decreases. This increase and decrease is made possible by the free movement of the connecting means along the point of engagement and is not limited by the construction of the orthosis or the connecting means.

Daarmee worden die krachten die vanuit de beweging van de hand op het polsgewricht werken en ongewenst zijn, zijnde ondermeer de krachten dwars 10 op de langsrichting van het ledemaat, opgeheven door het vrij langs het aangrijppunt beweegbaar verbindingsmiddel.Thus, those forces acting from the movement of the hand on the wrist joint and which are undesirable, being inter alia the forces transverse to the longitudinal direction of the limb, are eliminated by the connecting means which is freely movable along the point of engagement.

Doordat de afstand, in rustpositie van de hand, tussen het aangrijppunt en één of beide verbindingspunten bepaald wordt door de lengte van het verbindingsmiddel, kan verminderde dorsaalflexie van de hand gecorrigeerd 15 worden door de orthese.Because the distance, in the resting position of the hand, between the engagement point and one or both connecting points is determined by the length of the connecting means, reduced dorsal flexion of the hand can be corrected by the orthosis.

In een andere uitvoeringsvorm is aangrijppunt als een lus of als een roteerbaar element uitgevoerd. Het aangrijppunt kan op verschillende wijzen worden geconstrueerd. Van belang is het dat de positie van het aangrijppunt vast ligt maar dat het verbindingsmiddel vrijelijk langs deze positie, respectievelijk vrijelijk om deze 20 positie heen kan bewegen. Daartoe kan het aangrijppunt als een lus zijn uitgevoerd waarbij het verbindingsmiddel door de lus heen wordt gehaald. Een roteerbaar uitgevoerd element, al dan niet voorzien van wrijvingsverminderende maatregelen zoals een lager, hebben als voordeel dan het verbindingsmiddel hierdoor met minder wrijving, en daarmee minder kracht, langs het punt bewogen kan worden. Ook 25 andere uitvoeringen kunnen worden toegepast en zijn reeds bekend en voorhanden maar vallen buiten de scope van deze uitvinding.In another embodiment, engagement point is designed as a loop or as a rotatable element. The point of engagement can be constructed in various ways. It is important that the position of the engagement point is fixed, but that the connecting means can move freely along this position or freely around this position. To that end, the engagement point can be designed as a loop, whereby the connecting means is passed through the loop. A rotatable element, whether or not provided with friction-reducing measures such as a bearing, has the advantage that the connecting means can hereby be moved along the point with less friction and therefore less force. Other embodiments can also be used and are already known and available, but fall outside the scope of this invention.

In nog een andere uitvoeringsvorm is de positie van het aangrijppunt op het tweede orthese deel instelbaar. Het instelbaar maken van de positie van het aangrijppunt op het tweede orthese deel heeft als voordeel dat daarmee de kracht 30 die het verbindingsmiddel tussen de twee orthese delen uitvoert instelbaar is. Daarmee wordt de beperking in dorsaal flexie van de hand of voet door het instellen van de positie van het aangrijppunt ingesteld.In yet another embodiment, the position of the point of engagement on the second orthosis part is adjustable. Making the position of the point of engagement on the second orthosis part adjustable has the advantage that the force exerted by the connecting means between the two orthosis parts is thereby adjustable. This sets the limitation in dorsal flexion of the hand or foot by adjusting the position of the point of application.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn de ten minste twee 6 verbindingspunten van het eerste orthese deel op enige afstand van elkaar gelegen. Hoe verder de afstand tussen de twee verbindingspunten, en daarmee hoe groter de hoek die het verbindingsmiddel op het aangrijppunt maakt, zijnde de hoek van de V-vorm, hoe stabieler de ondersteuning is die de orthese geeft. De afstand wordt 5 echter praktisch beperkt door de omvang van het eerste orthese gedeelte.In a further embodiment, the at least two connecting points of the first orthosis part are situated at some distance from each other. The further the distance between the two connection points, and therefore the greater the angle that the connection means makes at the point of engagement, being the angle of the V-shape, the more stable the support that the orthosis provides. However, the distance is practically limited by the size of the first orthosis portion.

In nog een verdere uitvoeringsvorm zijn de ten minste twee verbindingspunten van het eerste orthese deel aan weerszijden van een langsrichting van het ledemaat gelegen. Vanuit de hand gezien is in deze uitvoeringsvorm het ene verbindingspunt aan de duimzijde van de hand en het andere verbindingspunt aan de 10 pink zijde van de hand verbonden met het eerste orthese deel. Dit resulteert in een eenvoudige en stabiele constructie.In yet a further embodiment, the at least two connecting points of the first orthosis part are situated on either side of a longitudinal direction of the limb. Seen from the hand, in this embodiment the one connection point on the thumb side of the hand and the other connection point on the pink side of the hand are connected to the first orthosis part. This results in a simple and stable construction.

In een verder uitvoeringsvorm omvat het verbindingsmiddel een elastisch materiaal. Door het verbindingsmiddel als een elastisch materiaal uit te voeren wordt de maximale hoek die de hand of voet ten opzichte van de onderarm of 15 onderbeen maakt oprekbaar. De hoek wordt in rust bepaald door de lengte van het verbindingsmiddel maar aangezien het verbindingsmiddel elastisch is, is deze hoek evenredig met de elasticiteit van het materiaal nog met een aantal graden te vergroten. Daarbij wordt er echter wel een kracht uitgeoefend die tegengesteld is aan de strekkende beweging van de voet of hand. Deze kracht wordt bepaald door de 20 keuze van het materiaal. Een dergelijke uitvoering heeft als voordeel dat de bewegingsvrijheid van de hand of voet beperkt wordt zonder dat deze beperking abrupt is.In a further embodiment, the connecting means comprises an elastic material. By designing the connecting means as an elastic material, the maximum angle that the hand or foot makes with respect to the forearm or lower leg becomes stretchable. The angle at rest is determined by the length of the connecting means, but since the connecting means is elastic, this angle is proportional to the elasticity of the material to be increased by a number of degrees. In doing so, however, a force is exerted that is opposite to the stretching movement of the foot or hand. This force is determined by the choice of material. Such an embodiment has the advantage that the freedom of movement of the hand or foot is restricted without this restriction being abrupt.

In een verdere uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel in lengte instelbaar. Met het instelbaar maken van de lengte van het verbindingsmiddel wordt 25 die hoek tussen het eerste en tweede orthese deel, de dorsale flexie, ingesteld en kan daarmee op de gebruiker of het gebruik worden afgestemd.In a further embodiment, the connecting means is adjustable in length. By making the length of the connecting means adjustable, that angle between the first and second orthosis part, the dorsal flexion, is adjusted and can thus be adjusted to the user or use.

In een verdere uitvoeringsvorm is tijdens gebruik het eerste orthese deel met een hand verbonden en het tweede orthese deel met een onderarm respectievelijk een bovenarm verbonden of het eerste orthese deel met een voet 30 verbonden en het tweede orthese deel met een onderbeen respectievelijk een bovenbeen verbonden.In a further embodiment during use the first orthosis part is connected with a hand and the second orthosis part is connected to a lower arm or an upper arm or the first orthosis part is connected to a foot and the second orthosis part is connected to a lower leg or upper leg respectively.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn het eerste en het tweede orthese deel uit één deel vervaardigd of uit afzonderlijke delen.In a further embodiment, the first and the second orthosis part are made from one part or from separate parts.

77

De uitvinding zal nu aan de hand van tekeningen nader worden toegelicht, welke tekeningen achtereenvolgens toont in:The invention will now be explained in more detail with reference to drawings, which drawings successively show in:

Figuur 1 een voorbeeld van een orthese overeenkomstig de stand van de techniek; 5 Figuur 2 een illustratieve weergave van een orthese volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;Figure 1 shows an example of an orthosis according to the prior art; Figure 2 shows an illustrative representation of an orthosis according to an embodiment of the invention;

Figuur 3 een illustratieve weergave van een orthese volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding aangebracht op een persoon;Figure 3 is an illustrative representation of an orthosis according to an embodiment of the invention applied to a person;

Figuur 4 een weergave van een deel van een orthese volgens een 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding en de daarbij optredende krachtsvectoren.Figure 4 shows a part of an orthosis according to an embodiment of the invention and the force vectors occurring thereby.

In figuur 1a tot en met 1e wordt een uitvoeringsvorm getoond van een orthese 10 overeenkomstig de stand van de techniek. De orthese 10 is ten dele vervaardigd van een elastisch materiaal en bestaat uit een middelste gedeelte 13, een daarmee permanent verbonden einddeel 14 en een niet elastisch 15 verbindingsdeel 19. Op het punt waar het verbindingsdeel 19 met een tussenstuk 11 verbonden is, is een gesp 16 op de orthese aangebracht. Met behulp van deze gesp 16 kan, zoals te zien is in figuur 1e het verbindingsdeel 19 via een bevestigingspunt 12 aan de gesp 16 worden bevestigd. Het middelste gedeelte 13, het daarmee permanent verbonden einddeel 14 en het tussenstuk 11 worden gebruikt om de 20 orthese om de hand en pols te bevestigen op een wijze zoals getoond in de figuren 1c-1e. Hierbij komt het bevestigingspunt 12 aan de bovenzijde van de hand te liggen. Een zacht stuk 15 dat in het middelste gedeelte 13 is aangebracht is er ter comfort om te voorkomen dat de orthese ter plaatse van de duim in de hand snijdt. Wanneer de orthese om de pols en hand is aangebracht zoals dit in de figuren 1c-1e is 25 getoond kan verbindingsdeel 19 via bevestigingspunt 12 worden verbonden met de gesp 16. De lengte van het verbindingsdeel 19 is bepalend voor de stand van de hand ten opzichte van de pols en onderarm.Figures 1a to 1e show an embodiment of an orthosis 10 according to the prior art. The orthosis 10 is partly made of an elastic material and consists of a middle part 13, an end part 14 permanently connected thereto and a non-elastic connecting part 19. At the point where the connecting part 19 is connected to an intermediate piece 11, a buckle 16 mounted on the orthosis. With the aid of this buckle 16, as can be seen in figure 1e, the connecting part 19 can be attached to the buckle 16 via a fixing point 12. The middle portion 13, the end portion 14 permanently connected thereto and the spacer 11 are used to attach the orthosis to the hand and wrist in a manner as shown in Figs. 1c-1e. The attachment point 12 hereby comes to lie on the top of the hand. A soft piece 15 arranged in the middle part 13 is provided for comfort to prevent the orthosis from cutting into the hand at the location of the thumb. When the orthosis is arranged around the wrist and hand as shown in figures 1c-1e, connecting part 19 can be connected via fastening point 12 to the buckle 16. The length of the connecting part 19 determines the position of the hand relative to of the wrist and forearm.

Wanneer de pols een wuivende beweging maakt naar beneden, palmair flexie, dan wordt deze beweging beperkt door het verbindingsdeel 19. 30 Aangezien dit verbindingsdeel 19 niet elastisch is zal het niet meegeven waardoor de uiterste positie van de hand, ofwel de hoek tussen hand en onderarm, vast ligt. Wanneer de hand echter een zwaaiende beweging maakt, biedt de orthese 10 door de wijze waarop het verbindingsdeel 19 aan de orthese verbonden is, weinig 8 ondersteuning. Voor deze beweging wordt slechts een correctie uitgevoerd door de achtvormige wikkeling 11 van de orthese 10. De orthese geeft echter een beperking in de bewegingsvrijheid bij ulnair en radiaal abductie.When the wrist makes a waving movement downwards, palmar flexion, then this movement is limited by the connecting part 19. Since this connecting part 19 is not elastic, it will not yield so that the extreme position of the hand, or the angle between the hand and forearm. is fixed. However, when the hand makes a swinging movement, the orthosis 10 offers little support because of the way in which the connecting part 19 is connected to the orthosis. For this movement only a correction is made by the eight-shaped winding 11 of the orthosis 10. However, the orthosis gives a limitation in the freedom of movement in ulnar and radial abduction.

In figuur 2 wordt een illustratie weergeven van een orthese volgens 5 een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond. Daarbij bestaat de orthese 30 uit een eerste deel 32 en een tweede deel 35, 37a-b. Het eerste deel 32 is op een distaai deel van een ledemaat aan te brengen. In het voorbeeld van een hand orthese dient dit deel dan ook aangebracht te worden op de hand. Het tweede orthese deel 35, 37a-b bestaat in deze uitvoeringsvorm uit twee subdelen. In het geval dat het een 10 hand orthese betreft, is deel 35 het deel dat ter hoogte van de onderarm is aangebracht en deel 37a en 37b de delen die aan de bovenarm zijn bevestigd.Figure 2 shows an illustration of an orthosis according to an embodiment of the invention. The orthosis 30 consists of a first part 32 and a second part 35, 37a-b. The first part 32 can be arranged on a distal part of a limb. In the example of a hand orthosis, this part should therefore be applied to the hand. The second orthosis part 35, 37a-b consists of two subparts in this embodiment. In the case that it concerns a hand orthosis, part 35 is the part that is arranged at the level of the forearm and parts 37a and 37b are the parts that are attached to the upper arm.

De aan de bovenarm te bevestigen delen 37a en 37b worden bij het aanbrengen om de bovenarm heen geslagen en met elkaar verbonden. In een praktische uitvoeringsvorm bestaan deze twee delen 37a en 37b uit klittenband of 15 een ander reeds bekend vergelijkbaar middel om de band om de bovenarm te bevestigen.The parts 37a and 37b to be attached to the upper arm are wrapped around the upper arm and connected to each other during fitting. In a practical embodiment, these two parts 37a and 37b consist of Velcro or another known means of securing the strap around the upper arm.

Het eerste orthese deel 32 is in deze uitvoering weergegeven als een dwars gelegen orthese deel en kan zowel rigide als flexibel worden uitgevoerd. Dit deel kan uit kunststof zijn vervaardigd maar ook uit een stoffen band die om de 20 handpalm heen kan worden geslagen. Van belang is dat het eerste orthese deel 32 ten minste zodanig uitgevoerd is dat deze bij gebruik van de orthese 30 op zijn plaats blijft zitten, bijvoorbeeld omdat deze aan de hand, onder de duim bevestigd is.The first orthosis part 32 is shown in this embodiment as a transverse orthosis part and can be made both rigid and flexible. This part can be made of plastic but also of a fabric band that can be wrapped around the palm of the hand. It is important that the first orthosis part 32 is designed at least in such a way that it remains in place when the orthosis 30 is used, for example because it is attached to the hand under the thumb.

Op het punt waar het bovenarm deel 37a-b aan het onderarm deel 35 van het tweede orthese deel is bevestigd, bevindt zich een verbindingspunt 36. Dit 25 verbindingspunt is bijvoorbeeld uitgevoerd als een roteerbaar verbindingspunt 36 waardoor het onderarm deel 35 vrij ten opzichte van het bovenarm deel 37a-b kan bewegen, waarmee het draagcomfort van de orthese 30 wordt verbeterd.At the point where the upper arm part 37a-b is attached to the lower arm part 35 of the second orthosis part, there is a connecting point 36. This connecting point is for example designed as a rotatable connecting point 36 so that the lower arm part 35 is free from the upper arm part 37a-b can move, thereby improving the wearing comfort of the orthosis 30.

Het verbindingspunt 36 kan bijvoorbeeld als een draaibare/roteerbare drukker zijn uitgevoerd of als een kleine metalen klinknagel die 30 het boven en onderarm deel met elkaar bevestigen.The connection point 36 can be designed, for example, as a rotatable / rotatable printer or as a small metal rivet that connect the upper and lower arm parts together.

Het als een elastische band uitvoeren van het onderarm deel 35 maakt dat hiermee een kracht kan worden uitgevoerd die het eerste orthese deel 32 via de verbinding 33a en 33b in de richting van het bovenarm deel 37a en 37b trekt.The design of the lower arm part 35 as an elastic band makes it possible to exert a force with which the first orthosis part 32 pulls via the connection 33a and 33b in the direction of the upper arm parts 37a and 37b.

99

Hoe strakker en korter deel 35 is uitgevoerd hoe groter de trekkracht en hoe meer kracht er op het eerste orthese deel 32 uitgeoefend wordt in de richting van het tweede orthese deel 35, 37a,37b. De mate waarvoor de orthese corrigeert voor de dorsaal flexie die door het ledemaat zelf niet meer naar behoren kan worden 5 gecorrigeerd is daarmee te bepalen. Hoe korter deel 35 of hoe meer rek er op staat indien het van een elastisch materiaal is vervaardigd, hoe sterker de orthese een palmair flexie tegengaat.The tighter and shorter part 35 is designed, the greater the tensile force and the more force is exerted on the first orthosis part 32 in the direction of the second orthosis part 35, 37a, 37b. The extent to which the orthosis corrects for dorsal flexion that can no longer be properly corrected by the limb itself can thus be determined. The shorter part 35 or the more elongation on it if it is made of an elastic material, the stronger the orthosis counteracts a palm flexion.

Het eerste orthese deel 32 is aan het tweede orthese deel 35, 37a-b verbonden middels een verbindingsmiddel 33a, 33b. Dit verbindingsmiddel kan uit 10 twee afzonderlijke delen zijn opgebouwd, zijnde deel 33a en deel 33b. Deze delen verbinden dan verbindingspunt 31a via verbindingsmiddel 33a met aangrijppunt 34 en verbindingspunt 31 b via verbindingsmiddel 33b met aangrijppunt 34.The first orthosis part 32 is connected to the second orthosis part 35, 37a-b by means of a connecting means 33a, 33b. This connecting means can be composed of two separate parts, being part 33a and part 33b. These parts then connect connection point 31a via connection means 33a with engagement point 34 and connection point 31b via connection means 33b with engagement point 34.

Doordat het aangrijppunt 34 via twee verbindingen 33a en 33b met het eerste orthese deel verbonden is ontstaat een meer stabiele constructie. Niet 15 alleen bewegingen in het ééndimensionale vlak maar bewegingen in het twee en driedimensionale vlak kunnen hiermee worden beperkt of gecorrigeerd. In een praktische uitvoering zal het aangrijppunt 34 zich ter hoogte van het polsgewricht bevinden om zo natuurlijk mogelijke bewegingen te verkrijgen en de werking van het natuurlijke polsgewricht zoveel mogelijk wordt benaderd. Daartoe is ook het 20 verbindingsmiddel via twee verbindingspunten 31a en 31b met het eerste orthese deel verbonden. Deze verbindingsmiddelen 31a en 31b bieden ondersteuning aan die spieren in de hand die door het vermindert functioneren van het ledemaat niet meer naar behoren werken.Because the engagement point 34 is connected to the first orthosis part via two connections 33a and 33b, a more stable construction is created. Not only movements in the one-dimensional plane but movements in the two-dimensional and three-dimensional plane can be limited or corrected with this. In a practical embodiment, the engagement point 34 will be at the level of the wrist joint in order to obtain movements that are as natural as possible and that the action of the natural wrist joint is approximated as much as possible. To that end, the connecting means is also connected to the first orthosis part via two connecting points 31a and 31b. These connecting means 31a and 31b offer support to those muscles in the hand that no longer work properly due to the reduced functioning of the limb.

Omdat het tweede orthese deel, en dan voornamelijk het onderarm 25 deel 35 hiervan onder een voorspanning kan worden aangebracht, ontstaat er een trekkracht op de verbindingspunten 31a en 31b via de verbindingsmiddelen 33a en 33b. Daarmee wordt voorkomen dat de hand doorbuigt (klaphand) en kan palmair flexie worden beperkt. De voorspanning van het onderarm deel 35 van het tweede deel van de orthese dat op het proximale deel van het ledemaat is aangebracht, kan 30 worden gerealiseerd door een elastisch materiaal. Bijvoorbeeld een elastische band die bij een neutrale stand van het ledemaat al enigszins is uitgerekt. Dergelijke elastische banden zijn reeds bekend uit andere medische hulpmiddelen.Because the second orthosis part, and then mainly the forearm part 35 thereof, can be applied under a bias, a tensile force is created at the connection points 31a and 31b via the connection means 33a and 33b. This prevents the hand from bending (clapping hand) and can limit palmar flexion. The bias of the forearm part 35 of the second part of the orthosis that is applied to the proximal part of the limb can be realized by an elastic material. For example, an elastic band that is already slightly stretched with a neutral position of the limb. Such elastic bands are already known from other medical devices.

In een verdere uitvoeringsvorm is een orthese volgens de uitvinding 10 voorzien van een om het aangrijppunt 34 roteerbaar en alhans nagenoeg vrij beweegbaar verbindingsmiddel 33a en 33b.In a further embodiment, an orthosis according to the invention is provided with a connecting means 33a and 33b that can be rotated about the engagement point 34 and which is almost freely movable.

De verbindingspunten 31a en 31b zijn in deze uitvoeringsvorm vast op het eerste orthese deel 32 aangebracht en ter plaatse hiervan is 5 verbindingsmiddel 33a en 33b, welke uit één en het hetzelfde verbindingsmiddel bestaat, vrij langs aangrijppunt 34 verbonden. Deze aangrijping is zodanig uitgevoerd dat wanneer de afstand van het verbindingsmiddel 33a tussen aangrijppunt 34 en verbindingspunt 31a langer wordt, deze lengte gegeven wordt doordat de afstand tussen verbindingspunt 31 b en aangrijppunt 34 hiermee evenredig wordt verkleind.In this embodiment the connecting points 31a and 31b are fixedly arranged on the first orthosis part 32 and at this location connecting means 33a and 33b, which consists of one and the same connecting means, are freely connected along engagement point 34. This engagement is designed such that when the distance of the connecting means 33a between engagement point 34 and connection point 31a becomes longer, this length is given because the distance between connection point 31b and engagement point 34 is reduced proportionally therewith.

10 Als de orthese op de hand en arm is aangebracht, en de hand een zwaaiende beweging maakt dan komt verbindingspunt 31a afwisselend dichter en verder van aangrijppunt 34 te liggen. Gelijktijdig komt verbindingspunt 31b afwisselend verder en dichter van aangrijppunt 34 te liggen, omgekeerd aan de beweging van verbindingspunt 31a ten opzichte van aangrijppunt 34. Los van deze 15 beweging zorgt de orthese 30 er voor dat de eerste 32 en tweede 35, 37a-b orthese delen zodanig een maximale hoek ten opzichte van elkaar houden dat een wapper beweging (dorsaal/palmair flexie) van de hand beperkt wordt.When the orthosis is applied to the hand and arm, and the hand makes a swinging movement, the connecting point 31a alternately comes closer and further away from engagement point 34. At the same time, connection point 31b alternately moves further and closer from engagement point 34, inversely to the movement of connection point 31a relative to engagement point 34. Apart from this movement, the orthosis 30 ensures that the first 32 and second 35, 37a-b orthosis parts maintain such a maximum angle with respect to each other that a flutter movement (dorsal / palmar flexion) of the hand is limited.

Het aangrijppunt 34 kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Zo kan het onderarm deel 35 een lus omvatten waardoor de positie waarlangs het 20 verbindingsmiddel kan verplaatsen vast ligt, maar het verbindingsmiddel door deze lus wel vrijelijk kan bewegen. Hiermee kan het eerste orthese deel 32 in een vlak dat door de langsrichting van de orthese gevormd wordt, zodanig bewegen dat de hoek tussen het eerste en tweede orthese deel in dat vlak niet door de orthese wordt beperkt (radiaal/ulnair abductie).The engagement point 34 can be implemented in various ways. The lower arm part 35 can for instance comprise a loop whereby the position along which the connecting means can move is fixed, but the connecting means can move freely through this loop. This allows the first orthosis part 32 to move in a plane formed by the longitudinal direction of the orthosis such that the angle between the first and second orthosis part in that plane is not limited by the orthosis (radial / ulnar abduction).

25 Een lus als aangrijppunt 34 is eenvoudig van constructie en ook licht, waarmee het draagconform van de orthese verder verbeterd wordt. Een lus kan echter wel zorgen voor wrijving met het daar doorheen bewegend verbindingsmiddel 33a, 33b. Daartoe kan het aangrijppunt volgens de uitvinding ook uitgevoerd worden als een roterend element, bijvoorbeeld een kogellager. Daarmee wordt de wrijving 30 tussen het aangrijppunt en het verbindingsmiddel sterk verminderd. Andere eenvoudige constructies die vrije beweging van het verbindingsmiddel door het aangrijppunt mogelijk maken en die een lage wrijvingscoëfficiënt hebben zijn ook toepasbaar en reeds voorhanden.A loop as engagement point 34 is simple in construction and also light, with which the wearing conformance of the orthosis is further improved. A loop can, however, cause friction with the connecting means 33a, 33b moving through it. To that end, the engagement point according to the invention can also be designed as a rotating element, for example a ball bearing. The friction between the engagement point and the connecting means is thus greatly reduced. Other simple constructions that allow free movement of the connecting means through the point of engagement and that have a low coefficient of friction are also applicable and already available.

1111

In een praktische uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel 33a, 33b als een koord uitgevoerd. Deze bezit nagenoeg geen elasticiteit. Dit is echter ook niet direct noodzakelijk aangezien de elasticiteit gegeven kan worden door deel 35 elastisch uit te voeren. Daartoe dient een dergelijke orthese wel zodanig 5 geconstrueerd te zijn dan het aangrijppunt 34 enkel verbindingsmiddel 33a, 33b met deel 35 verbindt en het aangrijppunt niet op een andere wijze op de arm of pols aangrijpt.In a practical embodiment, the connecting means 33a, 33b is designed as a cord. It has virtually no elasticity. However, this is also not immediately necessary since the elasticity can be given by making part 35 elastic. To that end, such an orthosis must be constructed in such a way that the engagement point 34 only connects connecting means 33a, 33b to part 35 and the engagement point does not engage the arm or wrist in any other way.

Een andere orthese volgens de uitvinding is niet voorzien van een deel 35. Daarbij is het deel 37a en 37b direct aan de onderarm verbonden en bevindt 10 het aangrijppunt 34 zich ter hoogte van verbindingspunt 36.Another orthosis according to the invention is not provided with a part 35. In this case, the parts 37a and 37b are directly connected to the forearm and the engagement point 34 is located at the level of connecting point 36.

In figuur 3 is een orthese 40 weergeven zoals deze ook in figuur 2 is getoond 30. Deze orthese is op een persoon 41 aangebracht waarbij het bovenarm deel 37a en 37b om de bovenarm 42 van de persoon 41 is aangebracht nabij de elleboog. Het onderarm deel 35, dat het met het bovenarm verbonden deel 37a en 15 37b verbindt met het eerste orthese deel 32, dient om beide delen met elkaar te verbinden en loopt over de onderarm 43. Dit deel 35 oefent een trekkracht uit op aangrijppunt 34 in de richting van de elleboog. Zoals uit figuur 3 is op te maken is de orthese beperkt van omvang in de uitvoeringsvorm zoals hier getoond. Dit komt de beweeglijkheid ten goede. Door gebruik te maken van een andere lengte van de 20 verschillende delen van de orthese, kan de orthese op de persoon worden aangepast. Daartoe kan bijvoorbeeld deel 35 langer of korter worden gemaakt om precies op de arm van een gebruiker passend te worden gemaakt.Figure 3 shows an orthosis 40 as it is also shown in Figure 2. This orthosis is arranged on a person 41, the upper arm parts 37a and 37b being arranged around the upper arm 42 of the person 41 near the elbow. The forearm part 35, which connects the parts 37a and 37b connected to the upper arm to the first orthosis part 32, serves to connect both parts to each other and runs over the forearm 43. This part 35 exerts a tensile force on engagement point 34 in the direction of the elbow. As can be seen from Figure 3, the orthosis is limited in size in the embodiment shown here. This improves mobility. By using a different length of the different parts of the orthosis, the orthosis can be adapted to the person. To that end, for example, part 35 can be made longer or shorter to be made precisely to fit a user's arm.

Het aangrijppunt 34 is in deze in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm ter hoogte / in de nabijheid van het polsgewricht aangebracht. Daarmee wordt een zo 25 natuurlijk mogelijke werking nagebootst. De spieren in de arm/hand lopen via het polsgewricht en vertakken vanaf daar. Daarmee vormen de spieren een V in de hand waarbij de uiteinden van de V in de richting van de vingers wijzen. Doordat de orthese overeenkomstig uitgevoerd is, wordt de werking van de spieren in de hand op natuurlijke wijze ondersteund waardoor de hand zodanig gebruikt kan worden dat 30 deze een persoon zonder een verminderde hand functionaliteit nadert.In this embodiment shown in figure 3 the engagement point 34 is arranged at height / in the vicinity of the wrist joint. This simulates the most natural effect possible. The muscles in the arm / hand run through the wrist joint and branch from there. The muscles thus form a V in the hand with the ends of the V pointing in the direction of the fingers. Because the orthosis is designed accordingly, the functioning of the muscles in the hand is naturally supported, so that the hand can be used in such a way that it approaches a person without a reduced hand functionality.

Overeenkomstig de uitvoeringsvorm zoals deze in figuur 3 is weergegeven kan een orthese volgens de uitvinding ook worden toegepast bij verminderde functionaliteit van een voet. Bijvoorbeeld om de symptomen een 12 klapvoet tegen te gaan of om spieren te ondersteunen zoals bij een tennis of golfelleboog.According to the embodiment as shown in Figure 3, an orthosis according to the invention can also be applied with reduced functionality of a foot. For example, to combat the symptoms of a 12 foot drop or to support muscles such as with a tennis or golf elbow.

Daartoe is een dergelijke orthese uitgevoerd met een deel dat op het proximale deel van het been, de voet, bevestigbaar is en ten minste een deel dat aan 5 het onderbeen of aan het bovenbeen bevestigbaar is. Overeenkomstig de uitvoeringsvorm van de orthese volgens de uitvinding zoals deze op een hand kan worden aangebracht, bevindt bij een voet-orthese het distale deel 31a, 31b zich nabij of op de voet. Het aangrijppunt 34 is daarbij ter hoogte of in de nabijheid van de enkel aangebracht en aan het onderbeen is het proximale deel van de orthese 10 bevestigd. Dit proximale deel kan bij een voet-orthese nog op verschillende wijze worden aangebracht. Er kan een bevestiging overeenkomstig deel 37a, 37b van de hand-orthese net boven de knie worden aangebracht en een tweede bevestiging overeenkomstig deel 37a, 37b van de hand-orthese net boven het enkelgewricht. In een compactere uitvoering ook volstaan worden met slechts de tweede bevestiging.To that end, such an orthosis is designed with a part that can be attached to the proximal part of the leg, the foot, and at least a part that can be attached to the lower leg or upper leg. According to the embodiment of the orthosis according to the invention as it can be applied to a hand, the distal part 31a, 31b of a foot orthesis is located near or on the foot. The engagement point 34 is thereby arranged at the height or in the vicinity of the ankle and the proximal part of the orthosis 10 is attached to the lower leg. This proximal part can still be applied in different ways with a foot orthesis. An attachment according to part 37a, 37b of the hand orthosis can be made just above the knee and a second attachment according to part 37a, 37b of the hand orthosis just above the ankle joint. In a more compact version, only the second mounting is sufficient.

15 Een dergelijke voet-orthese maakt een vrije beweging van de verbindingsmiddelen 31a, 31b langs aangrijppunt 34 mogelijk waarmee krachten die dwars op de langsrichting van het been op bijvoorbeeld het enkelgewricht werken minimaal zijn. Hoe vrijer de verbindingsmiddelen 31a, 31b langs aangrijppunt 34 beweegbaar zijn, hoe kleiner de ongewenste krachten dwars op het enkelgewricht.Such a foot orthesis allows a free movement of the connecting means 31a, 31b along engagement point 34 with which forces acting transversely to the longitudinal direction of the leg on for instance the ankle joint are minimal. The freer the connecting means 31a, 31b are movable along engagement point 34, the smaller the undesired forces transverse to the ankle joint.

20 In figuur 4 wordt het uiteinde van de orthese 32 getoond volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Daarin zijn verbindingspunten 31a en 31b vast met het uiteinde van de orthese 32 verbonden. Dit uiteinde 32 is het deel dat om de hand verbonden wordt of op een soortgelijke wijze op de hand is aangebracht dan wel aangrijpt. Voor, ter hoogte van, of voorbij het polsgewricht bevindt zich 25 aangrijppunt 34 dat hier als een roteerbaar element is uitgevoerd en zodanig werkzaam is dat verbindingsmiddel 33a en 33b hier met een minimale wrijving langs kunnen bewegen. Daarmee is einddeel 32 van de orthese in het in figuur 4 weergegeven vlak roteerbaar. Bij een dergelijke rotatie wordt de afstand van verbindingspunt 31a tot aangrijppunt 34 kleiner c.q. groter en omgekeerd evenredig 30 wordt de afstand tussen verbindingspunt 31 b en aangrijppunt 34 groter c.q. kleiner.Figure 4 shows the end of the orthosis 32 according to an embodiment of the invention. Therein, connecting points 31a and 31b are fixedly connected to the end of the orthosis 32. This end 32 is the part that is connected around the hand or is arranged or engaged on the hand in a similar manner. In front of, at, or beyond, the wrist joint, there is engagement point 34 which is designed here as a rotatable element and is operative in such a way that connecting means 33a and 33b can move past it with minimal friction. Thus end portion 32 of the orthosis is rotatable in the plane shown in Figure 4. With such a rotation, the distance from connection point 31a to engagement point 34 becomes smaller or larger and inversely proportional, the distance between connection point 31b and engagement point 34 becomes larger or smaller.

Een zwaaiende beweging van de hand (ulnair/radiaal abductie) in het vlak zoals dit in figuur 4 is weergegeven, leidt tot een krachtvector Fs van punt 31a naar punt 34. Deze schuine krachtsvector Fs kan ontbonden worden in een 13 horizontale Fh c.q. verticale Fv component. Doordat het te roteren element, wat ook vervangen kan worden door een functioneel overeenkomstig element zodanig dat het vrije beweging van de verbindingsmiddelen langs dit punt maar mogelijk maakt, wordt de krachtsvector Fh die horizontaal op het gewricht van het ledemaat werkt, 5 opgeheven. De krachtsvector Fs, die te ontbinden is in Fv en Fh werkt namelijk ook op het andere deel 33b van de verbindingsmiddelen. De vector Fh wordt opgeheven door een daaraan tegengestelde vector Fh’ die vanuit het andere deel 33b hier precies tegengesteld op staat en de totale kracht op het gewricht in deze richting opheft. Daarmee worden ongeacht de positie en bewegingen van het gewricht en de 10 hand of voet die krachten opgeheven die niet in de langsrichting van het ledemaat werken en dus niet bijdragen aan het ondersteunen van de flexie van de hand of voet. Alle overige en in het bijzonder de dwars op de langsrichting werkende krachten (Fh) worden opgeheven of althans nagenoeg opgeheven, waardoor een orthese volgens de uitvinding geen additionele belasting voor het ledemaat en de gewrichten 15 oplevert.A swinging movement of the hand (ulnar / radial abduction) in the plane as shown in Figure 4 leads to a force vector Fs from point 31a to point 34. This oblique force vector Fs can be dissolved in a 13 horizontal Fh or vertical Fv component. Because the element to be rotated, which can also be replaced by a functionally corresponding element such that it allows movement of the connecting means along this point freely, the force vector Fh which acts horizontally on the joint of the limb is canceled. This is because the force vector Fs, which can be decomposed in Fv and Fh, also works on the other part 33b of the connecting means. The vector Fh is canceled by an opposing vector Fh, which from the other part 33b is exactly opposite and cancels the total force on the joint in this direction. Regardless of the position and movements of the joint and the hand or foot, these forces are eliminated that do not work in the longitudinal direction of the limb and thus do not contribute to supporting the flexion of the hand or foot. All other forces (Fh) acting transversely to the longitudinal direction, in particular, are abolished or at least substantially abolished, so that an orthosis according to the invention does not provide any additional load for the limb and the joints.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat het eerste orthese deel een draaiende verbinding met het tweede orthese deel en/of het tweede orthese deel een draaiende verbinding omvat met een aan het bovenarm bevestigbaar orthese deel. Dit ter behoeven van een drophand/tenniselleboog/golfelleboog of een drop-voet. 20 Hiermee wordt hinder of beperking in ulnair of radiaal abductie voorkomen.In a further embodiment the first orthosis part comprises a rotating connection with the second orthosis part and / or the second orthosis part comprises a rotating connection with an orthosis part that can be attached to the upper arm. This is needed for a drop hand / tennis elbow / golf elbow or a drop foot. 20 This prevents nuisance or limitation in ulnar or radial abduction.

Claims

An orthosis for use with reduced functionality of a limb, comprising: a first orthosis part that is connected to a distal part of the limb during use; a second orthosis part which during use is connected to a proximal part of the limb, and a connecting means connecting the first and second orthosis part to each other, characterized in that the connecting means is via a second orthosis part engagement point connects at least two connecting points located on the first orthosis part.

An orthesis according to claim 1, wherein the connecting means is fixedly connected to the at least two connecting points.

Orthosis according to claim 1 or 2, wherein the connecting means is freely movable along the point of engagement.

Orthosis according to one of the preceding claims, wherein the point of engagement is designed as a loop.

5. An orthesis according to any one of the preceding claims, wherein the point of engagement is designed as a rotatable element.

Orthosis according to one of the preceding claims, wherein the position of the point of engagement on the second orthosis part is adjustable.

7. Orthosis according to any one of the preceding claims, wherein the at least two connecting points of the first orthosis part are situated at some distance from each other.

8. Orthosis according to one of the preceding claims, wherein the at least two connecting points of the first orthosis part are situated on either side of a longitudinal direction of the limb.

9. An orthosis according to any one of the preceding claims, wherein the connecting means comprise an elastic material.

An orthosis according to any one of the preceding claims, wherein the connecting means is adjustable in length.

11. Orthosis according to one of the preceding claims, wherein during use the first orthosis part is connected with a hand and the second orthosis part is connected to a lower arm or an upper arm respectively.

12. Orthosis according to one of the preceding claims, wherein during use the first orthosis part is connected to a foot and the second orthosis part is connected to a lower leg or upper leg respectively.

An orthosis according to any one of the preceding claims, wherein the first and the second orthosis part are made of one part.

An orthosis according to any one of the preceding claims, wherein the first and the second orthosis part are made of separate parts. 10