NL2006435C2 - Tandheelkundig implantaatsysteem en bijbehorende inbrenginstrumenten. - Google Patents

Description

5 - 1 -

Tandheelkundig implantaatsysteem en bijbehorende inbrenginstrumenten

De huidige uitvinding heeft betrekking op een tandheelkundig implantaatsysteem omvattende een inbrengdeel en een inbrenginstrument volgens de aanhef van conclusie 1.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een tot het 10 implantaatsysteem behorend inbrenginstrument voor het vastdraaien van een inbrengdeel en een tot het implantaatsysteem behorend hulpinbrenginstrument voor het aanbrengen van een inbrengdeel, alsmede een bijbehorend samenstel met verpakking.

15 Dergelijke implantaatsystemen zijn bekend en worden toegepast ter vervanging van ontbrekende gebitselementen in de monden van personen. Dit geschiedt door een gat te boren in het kaakbot en daarin het inbrengdeel te schroeven of te drukken. Op het boven het tandvlees uitstekende nekgedeelte 20 van het inbrengdeel wordt vervolgens een opbouw (in het

Engels: abutment), geneeskapje of soortgelijk insteekelement geplaatst, en later, maar in beginsel kan dit ook direct, een tandprothese of kroon of dergelijk element.

In toenemende mate worden inbrengdelen vervaardigd uit 25 zirkoniumoxide houdend materiaal toegepast, al dan niet met yttrium gestabiliseerd, om nadelen te vermijden welke optreden bij titanium inbrengdelen. De voordelen omvatten het niet langer doorschemeren van de grijze titaniumkleur in het tandvlees of het ontstaan van een zichtbare metalen grijze 30 rand van het inbrengdeel na verloop van tijd, als het tandvlees zich verder terugtrekt. Voorts treden er minder zwellingen na de operatie op, is er een verminderde kans op ontstekingen en is er vaak minder botresorptie.

De inbrengdelen van tweedelige tandheelkundige 35 implantaten uit titanium worden doorgaans in het kaakbot - 2 - aangebracht met behulp van een inbrenginstrument dat in de uitsparing van het nekgedeelte van het inbrengdeel wordt gestoken.

De internationale octrooiaanvraag WO 2010/053352 Al op 5 naam van de huidige aanvrager openbaart een inbrengdeel van een tweedelig zirkonium tandheelkundig implantaat volgens de aanhef met aan de buitenzijde van het nekgedeelte een of meer uitsteeksels alsmede een inbrenginstrument met uitsparingen die de uitsteeksels met deze uitsparingen kan aangrijpen en 10 daarmee het inbrengdeel door middel van draaien in het kaakbot kan aanbrengen en erin schroeven, of aandraaien, tot het stevig vast zit.

Dit implantaatsysteem geeft bijzonder goede resultaten m.b.t. het verkrijgen van een hoge primaire stabiliteit, dat 15 wil zeggen een hoge stabiliteit direct na het vastschroeven en nog voordat het inbrengdeel met het kaakbot vergroeid raakt, doordat het inbrengdeel met een grote kracht in het kaakbot kan worden geschroefd zonder te breken - in de orde van 30-45 Ncm is realistisch gebleken. Dit heeft op zijn 20 beurt weer als voordelen dat, bij voldoende botkwaliteit, het inbrengdeel direct belastbaar is. Andere voordelen zijn een sterk verminderd risico op complicaties en geschiktheid om te worden geplaatst direct na extractie van de oorspronkelijke tand of kies, en de mogelijkheid van plaatsing door een 25 algemeen practicus c.q. endodentoloog, zonder dat doorverwijzing naar een specialist nodig is.

Ondanks de zojuist genoemde voordelen van het hierboven beschreven bekende implantaatsysteem, is gebleken dat er toch nog beschadiging optreedt van het inbrengdeel tijdens het 30 vastschroeven ervan.

Een doel van de uitvinding is om een verbeterd implantaatsysteem van het beschreven type te verschaffen. In het bijzonder is een doel van de uitvinding om een verbeterd implantaatsysteem van het beschreven type te verschaffen, 35 waarin het inbrengdeel niet langer wordt beschadigd tijdens - 3 - het vastschroeven ervan.

Dit doel wordt bereikt door een implantaatsysteem volgens de kenmerken van conclusie 1.

Doordat het bruggedeelte met tussenruimte om het naast 5 de uitsteeksels gelegen nekgedeelte ligt, wanneer het aandrijfgedeelte van de opening over de uitsteeksels van het nekgedeelte grijpt, treedt er niet langer aanraking op tussen bruggedeelte en nekgedeelte, en zeker geen mechanische belasting.

10 Het probleem van afbrokkelen treedt, in de stand van de techniek, met name op bij implantaten uit zirkoniumoxide, aangezien dit materiaal relatief bros is, vergeleken bij titanium. De nekgedeelten van de inbrengdelen werden klemmend aangegrepen door inbrenginstrumenten, teneinde de 15 inbrengdelen zonder aanraking door de menselijke hand naar de mond te kunnen brengen en aan te brengen in het kaakbot. Door aanraking door de menselijke hand te vermijden werd gepoogd om contaminatie van de inbrengdelen te voorkomen. Echter, dit bracht met zich mee dat het bruggedeelte van het 20 inbrengsinstrument het nekgedeelte inklemde, bijvoorbeeld doordat de opening in het bruggedeelte enigszins conisch was uitgevoerd, en er dus geen tussenruimte was. Dit afbrokkelen trad nog eerder op bij nekgedeelten die enigszins afgeschuind of afgerond waren nabij hun kopvlak, aangezien dergelijke 25 nekgedeelten bij de afschuiningen of afrondingen extra dun zijn en daarmee extra kwetsbaar.

In het systeem volgens de uitvinding wordt voorkomen dat er inklemming of enige andere mechanische belasting plaatsvindt, doordat er althans enige tussenruimte is.

30 De aanwezigheid van tussenruimte brengt ook met zich mee dat het inbrenginstrument niet langer geschikt is om het inbrengdeel vast te grijpen, althans niet zonder meer. Een oplossing daarvoor is bijvoorbeeld te vinden in een hulpinbrenginstrument, waarmee het inbrengdeel naar de mond 35 is te brengen en enigszins in het kaakbotgat is te draaien tenminste totdat de uitwendige schroefdraad van het inbrengdeel pakt in de voorgetapte inwendige schroefdraad van - 4 - het kaakbotgat, zonder het inbrengdeel aan te raken en zo mogelijk te vervuilen. Daarna kan het hulpinbrenginstrument worden verwijderd uit de mond van de persoon en kan het inbrenginstrument worden gebruikt om het inbrengdeel verder 5 in het kaakbot te schroeven, en stevig aan te draaien.

De maatregelen uit het kenmerk van conclusie 1 liggen voor een vakman niet voor de hand, aangezien deze in eerste instantie zal uitgaan van het in het vakgebied aanvaarde vooroordeel dat het door deze maatregelen niet langer 10 mogelijk is om het inbrengdeel zonder aanraking naar de mond te brengen en enigszins aan te draaien, of dit slechts met grote moeite kan, bijvoorbeeld met een pincet.

Een uitvoeringsvorm van het tandheelkundig implantaatsysteem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, 15 doordat de tussenruimte zodanig groot is dat deze behouden blijft tot bij een scheefstand van ongeveer 5 graden van het inbrenginstrument t.o.v. de lengteas van het inbrengdeel. Op deze manier zal ook bij enige scheefstand van het inbrenginstrument ten opzichte van het nekgedeelte van het 20 inbrengdeel, die bij normale hantering van het inbrenginstrument met de hand kan optreden geen beschadiging van het nekgedeelte plaats vinden.

In een andere uitvoeringsvorm zijn de wanden van het aandrijfgedeelte prismatisch en wordt het bruggedeelte 25 zijdelings begrensd door een of meer wanden, die eveneens prismatisch zijn en in het verlengde liggen van de wanden van het aandrijfgedeelte. Deze uitvoeringsvorm is gunstig vanuit een productietechnisch oogpunt, en is geschikt voor een inbrengdeel met een nekgedeelte dat nabij het nekkopvlak 30 enigszins wijkend, dat wil zeggen in de richting van het nekkopvlak versmallend, is uitgevoerd.

In nog een andere uitvoeringsvorm is het bruggedeelte ten opzichte van de lengteas van het inbrenginstrument zijwaarts verbreed ten opzichte van het aandrijfgedeelte, in 35 elke radiale richting ten opzichte van genoemde lengteas. Aldus wordt het mogelijk om voldoende tussenruimte te - 5 - waarborgen tussen het nekgedeelte en bruggedeelte, ook bij rechte, dus niet-wijkende, nekgedeelten.

In een verdere uitvoeringsvorm sluit het bruggedeelte van de opening van het inbrenginstrument zonder verspringing 5 aan op het aandrijfgedeelte en verbreedt het zich geleidelijk in de richting van het inwendige. Met andere woorden, de tussenruimte tussen het nekgedeelte en bruggedeelte neemt toe met de afstand tot het aandrijfgedeelte. Hierdoor neemt de tussenruimte toe daar waar het nodig is ten behoeve van enige 10 scheefstand van het inbrenginstrument ten opzichte van het inbrengdeel.

Nog een andere uitvoeringsvorm van het implantaatsysteem volgens de uitvinding omvat een hulpinbrenginstrument voor het aanbrengen van het inbrengdeel, dat is voorzien van een 15 handgreep en daarmee verbonden een topdeel dat in vorm en afmetingen geschikt is om klemmend in de uitsparing in het nekgedeelte van het inbrengdeel te worden opgenomen, waarbij het topdeel tenminste twee poten omvat waarvan de uiteinden verend naar elkaar toe en van elkaar vandaan kunnen bewegen. 20 Het heeft hierbij voordeel om het topdeel uit metaal te vervaardigen, bijvoorbeeld roestvast staal.

Door gebruik te maken van het topdeel wordt het mogelijk om contact van het inbrengdeel met de menselijke hand of andere elementen te vermijden die mogelijk contaminatie 25 veroorzaken van het inbrengdeel met stoffen die zouden kunnen leiden tot ontstekingen bij de patiënt, bij het met de hand in de mond van een persoon aanbrengen van het inbrengdeel. Aldus wordt het gemakkelijker om de hygiënische omstandigheden te creëren die vereist zijn om het inbrengdeel 30 en eventueel bijbehorende opbouw op medisch verantwoorde wijze aan te brengen in de mond van een persoon.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inbrenginstrument voor het vastschroeven van een inbrengdeel van een tweedelig tandheelkundig implantaat, met de in de 35 onafhankelijke conclusie 8 genoemde eigenschappen. De voordelen hiervan zijn soortgelijk aan de voordelen genoemd bij de onafhankelijke systeemconclusie 1.

- 6 -

In een uitvoeringsvorm hiervan, sluit het bruggedeelte van de opening zonder verspringing aan op het aandrijfgedeelte en naar het inwendige toe geleidelijk verbreedt. Aldus wordt voldoende tussenruimte ook gewaarborgd 5 bij een recht, dus niet-wijkend nekgedeelte van het inbrengdeel.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een hulpinbrenginstrument voor het aanbrengen van een inbrengdeel van een tweedelig tandheelkundig implantaat, voorzien van een 10 handgreep en daarmee verbonden een topdeel dat in vorm en afmetingen geschikt is om klemmend in de uitsparing in een nekgedeelte van het inbrengdeel te worden opgenomen, waarbij het topdeel tenminste twee poten omvat waarvan de uiteinden verend naar elkaar toe en van elkaar vandaan kunnen bewegen. 15 De voordelen van een dergelijk inbrenginstrument zijn hierboven reeds beschreven, in het licht van het implantaatsysteem volgens de uitvinding.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een samenstel van een inbrengdeel van een tweedelig 20 tandheelkundig implantaat, een hulpinbrenginstrument volgens conclusie 10 of 11, en een verpakking, in welk samenstel - het inbrengdeel langwerpig is en in lengterichting is opgebouwd uit enerzijds een schroefgedeelte, dat over tenminste een deel van de lengte ervan is voorzien van een 25 uitwendige schroefdraad, en anderzijds een nekgedeelte dat is gelegen aan een van de uiteinden van het inbrengdeel en dat een uitsparing in het nekkopvlak ervan omvat geschikt voor het bevestigen van een opbouw, geneeskapje of soortgelijk insteekelement, welk nekgedeelte op enige afstand van het 30 nekkopvlak is voorzien van een of meerdere aan de nekomtrek gelegen zich in radiale richting uitstrekkende uitsteeksels, welk inbrengdeel geheel of nagenoeg geheel is vervaardigd uit zirkoniumoxide houdend materiaal, het hulpinbrenginstrument met het topdeel ervan is 35 aangebracht in de uitsparing van het nekgedeelte van het inbrengdeel, en - 7 - - de verpakking een omhulling van het inbrengdeel en het hulpinbrenginstrument vormt die de steriliteit van het inbrengdeel en hulpinbrenginstrument waarborgend afsluit.

Met behulp van een dergelijk samenstel wordt het 5 vergemakkelijkt om het inbrengdeel volgens de uitvinding na het inpakken en steriliseren op medisch verantwoorde wijze, dus in elk geval zonder dit met de hand aan te raken en ook overigens contaminatie vermijdend, langere tijd te bewaren, te vervoeren en op enig moment in het kaakbot van een persoon 10 aan te brengen.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de onderstaande figuren, waarin overeenkomstige onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers zijn voorzien.

Figuur la toont een aanzicht in perspectief van een 15 uitvoeringsvorm van een implantaatsysteem volgens de uitvinding, waarin het inbrenginstrument is gepositioneerd over het inbrengdeel.

Figuur lb toont een soortgelijk aanzicht in perspectief van het systeem uit Figuur la, waarin het inbrenginstrument 20 zich in het verlengde bevindt van het inbrengdeel.

Figuren 2a en 2b tonen twee langsdoorsneden van het in Figuur 1 getoonde inbrengdeel, en Figuur 2c toont een aanzicht op het nekkopvlak van dit inbrengdeel.

Figuur 3a toont het in Figuur 1 getoonde 25 inbrenginstrument in zijaanzicht, Figuur 3b toont dit inbrenginstrument in dwarsdoorsnede over de lijn A-A in Figuur 3a en Figuur 3c toont het dopdeel van dit inbrenginstrument in langsdoorsnede.

Figuur 4a toont een zijaanzicht van een 30 hulpinbrenginstrument volgens de uitvinding, en figuur 4b toont een eindaanzicht van dit hulpinstrument, met daarin het topdeel.

In Figuur la is een tandheelkundig implantaatsysteem S uit twee delen zichtbaar, dat een langwerpig inbrengdeel 1 35 heeft en een inbrenginstrument 2. Het inbrengdeel 1 is, zoals ook in Figuur 2a en Figuur 2b zichtbaar is, in lengterichting opgebouwd uit enerzijds een schroefgedeelte 3 met uitwendige - 8 - schroefdraad 4, en anderzijds een nekgedeelte 5 dat is gelegen aan een uiteinde van het inbrengdeel 1 en dat een uitsparing 6 (zie Figuur 2b en Figuur 2c) in het nekkopvlak ervan omvat, geschikt voor het bevestigen van een opbouw. Het 5 nekgedeelte 5 is op enige afstand van het nekkopvlak 7 voorzien van een of meerdere aan de nekomtrek gelegen zich in radiale richting uitstrekkende uitsteeksels 8. Tussen het nekkopvlak 7 en de uitsteeksels 8 is de middellijn iets verkleind ten opzichte van de kleinste middellijn ter hoogte 10 van de uitsteeksels 8. Het inbrengdeel 1 is geheel vervaardigd uit zirkoniumoxide houdende en met yttrium gestabiliseerde keramiek in dit uitvoeringsvoorbeeld, al zijn volgens de uitvinding ook andere zirkoniumoxide houdende materialen mogelijk.

15 Het inbrenginstrument 2 wordt nader getoond in Figuur 3a, en heeft een steeldeel 9 dat langwerpig is en uitmondt in een dopdeel 10 met een dopkopvlak 11 dat loodrecht ligt op de lengteas van het steeldeel 9. Het dopdeel 10 heeft een in het dopkopvlak 11 uitkomende opening 12, zie Figuur 3b en Figuur 20 3c, welke opening 12 een aandrij fgedeelte 13 heeft en een bruggedeelte 14 dat aansluit op het aandrijfgedeelte 13 aan de naar het inwendige van de opening 12, dat wil zeggen de naar het steeldeel 9 en van het dopkopvlak 11 af gelegen kant van het aandrij fgedeelte 13. De opening 12 wordt in het 25 aandrijfgedeelte 13 naar de zijkant toe begrensd door wanden, en heeft aldaar een doorsnede loodrecht op de lengteas L (zie Figuren 3a en 3c) die nagenoeg zeskantig, dus nietcirkelvormig, is en in vorm en afmetingen geschikt is om het nekgedeelte 5 van het inbrengdeel tenminste gedeeltelijk op 30 te nemen (zoals is getoond in Fig. la en Fig. lb) en om op het steeldeel 9 uitgeoefend aandraaikoppel via de zes rondom de nek gelegen uitsteeksels 8 over te dragen op het inbrengdeel 1.

Het bruggedeelte heeft in de getoonde uitvoeringsvorm de 35 vorm van een afgeknotte ronde kegel, dat wil zeggen een in de richting van het inwendige van de opening 12, c.q. het dopkopvlak, vandaan toenemende middellijn die, althans - 9 - nagenoeg, zonder verspringing aansluit op het aandrijfgedeelte. Als een gevolg van deze kegelvorm ligt, wanneer het aandri j f gedeelte 13 van de opening met de zes inkepingen 15 over de uitsteeksels van het nekgedeelte 5 grijpt, het bruggedeelte 14 met tussenruimte om het naast de uitsteeksels 8 gelegen en tot aan het nekkopvlak 7 reikende nekgedeelte 16 (zie ook Fig. lb en Fig. 2b voor het nekgedeelte 16).

De tussenruimte is in dit uitvoeringsvoorbeeld het 10 gevolg van enerzijds de enigszins verkleinde middellijn van het nekgedeelte 5 tussen het nekkopvlak 7 en de uitsteeksels 8, en anderzijds de toename van de middellijn in het bruggedeelte 14. Elk van deze twee maatregelen kan afzonderlijk toegepast worden, maar in dit uitvoerings-15 voorbeeld zijn beide maatregelen tezamen genomen, om in alle situaties, inclusief een in de praktijk soms optredende scheefstand van het inbrenginstrument ten opzichte van het inbrengdeel tot aan ongeveer 5 graden, tussenruimte te laten tussen aan de ene kant het nekgedeelte 5 vanaf het nekkopvlak 20 11 tot aan de uitsteeksels 8 en aan de andere kant het bruggedeelte 14. De wanden van het aandrijfgedeelte 13 zijn in dit voorbeeld nagenoeg prismatisch, ten behoeve van onder andere het gemakkelijk opzetten en verwijderen van het inbrenginstrument op de uitsteeksels 8. De diepte van de 25 opening 12 is in dit uitvoeringsvoorbeeld zodanig dat het dopdeel 10 juist het gehele nekgedeelte 5 van het inbrengdeel 1 omvat, wanneer het nekgedeelte 5 met het nekkopvlak 7 ervan tegen het uiteinde van de opening 12 wordt gedrukt.

In een niet-getoond uitvoeringsvoorbeeld is het 30 bruggedeelte ten opzichte van de lengteas van het inbrenginstrument zijwaarts verbreed ten opzichte van het aandrijfgedeelte, in elke radiale richting ten opzichte van genoemde lengteas, dus al direct bij de overgang van aandrijfgedeelte naar bruggedeelte. Zo wordt ook een 35 tussenruimte gewaarborgd bij gebruik van inbrengdelen die niet nabij het nekkopvlak zijn verkleind.

- 10 -

Figuur 4a toont een tot het in de figuren 1-3 getoonde implantaatsysteem behorend hulpinbrenginstrument 17 voor het aanbrengen van het inbrengdeel 1. Het hulpinbrenginstrument 17 is voorzien van een handgreep 18 en een topdeel 19 dat in 5 dit uitvoeringsvoorbeeld één geheel vormt met de handgreep 18. Het topdeel 19 heeft drie verende poten 20. Het hulpinbrenginstrument 17 is vervaardigd uit roestvast staal, en de poten 20 zijn door hun dunne vorm in staat om verend naar de lengteas van het hulpinbrenginstrument 17 toe, en 10 daarmee eveneens naar elkaar toe, te bewegen alsmede om uiteen te bewegen. De topuiteinden 21 van de poten 20 zijn bovendien enigszins afgerond en glad uitgevoerd, om beschadiging van het inbrengdeel 1 te voorkomen wanneer ze in de opening 6 daarvan worden gestoken. De afgeronde vorm van 15 de topuiteinden 21 van de poten 20 zorgt er eveneens voor dat de poten 2 0 naar elkaar toe veren bij het aanbrengen van het topdeel 19 in de opening 6 van het inbrengdeel 1. Naast de topuiteinden, meer naar de handgreep 18 toe gelegen, hebben de poten 2 0 aan de lengteas van het hulpinbrenginstrument 17 20 tezamen evenwijdige buitenwanden 22, en daarnaast, nog meer naar de handgreep 18 toe gelegen, hebben de poten 20 tezamen een in de richting van de handgreep 18 verkleinende buitenmiddellijn. Deze afgeronde vorm van de topuiteinden en de evenwijdige buitenwanden 22 resp. kleiner wordende 25 middellijnen maken het mogelijk om de poten 20 klemmend in de opening 6 van het inbrengdeel 1 te brengen, door het hulpinbrenginstrument 17 eenvoudigweg en zonder verdere hulpmiddelen in de opening 6 van het inbrengdeel 1 te drukken. Vervolgens kan het inbrengdeel 1 worden 30 vastgehouden, gedragen en verplaatst door het hulpinbrenginstrument 17 alleen.

Niet getoond is dat het hulpinbrenginstrument 17 en het inbrengdeel 1 tezamen, met het topdeel 20 in de opening 6 gestoken, tezamen zijn verpakt in een verpakking bestaand uit 35 een in hoofdzaak cilindrische glazen buis met hersluitbaar deksel uit metaal, welke verpakking geen kunststof elementen bevat noch andere vervuilende stoffen. In gebruik worden de - 11 - verpakking met daarin het hulpinbrenginstrument 17 en het inbrengdeel 1 steriel gemaakt, en daarna vervoerd, opgeslagen, en gebruikt voor het op medische verantwoorde wijze en tegelijkertijd met gemak aanbrengen en enigszins 5 aandraaien van het inbrengdeel 1 in het voorbewerkte kaakbot van een persoon.

Op het hierboven gegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn varianten mogelijk die vallen onder de reikwijdte van de in de conclusies gedefinieerde uitvinding. Zo kunnen 10 bijvoorbeeld minder of juist meer dan zes uitsteeksels 8 zijn voorzien.

Claims (12)

1. Tandheelkundig implantaatsysteem (S) omvattende 5. een inbrengdeel (1) van een tweedelig tandheelkundig implantaat, welk inbrengdeel langwerpig is en in lengterichting is opgebouwd uit enerzijds een schroefgedeelte (3), dat over tenminste een deel van de lengte ervan is voorzien van een uitwendige schroefdraad (4), en anderzijds 10 een nekgedeelte (5) dat is gelegen aan een van de uiteinden van het inbrengdeel en dat een uitsparing (6) in het nekkopvlak (7) ervan omvat geschikt voor het bevestigen van een opbouw, geneeskapje of soortgelijk insteekelement, welk nekgedeelte (5) op enige afstand van het nekkopvlak is 15 voorzien van een of meerdere aan de nekomtrek gelegen zich in radiale richting uitstrekkende uitsteeksels (8), welk inbrengdeel geheel of nagenoeg geheel is vervaardigd uit zirkoniumoxide houdend materiaal, en 20. een inbrenginstrument (2) voor het vastschroeven van het inbrengdeel (1) van het tweedelige tandheelkundige implantaat, omvattende een aan te drijven langwerpig steeldeel (9) dat uitmondt in een dopdeel (10) met een dopkopvlak in hoofdzaak loodrecht gelegen op de lengteas van 25 het steeldeel, welk dopdeel een in het dopkopvlak uitkomende opening (11) heeft die over tenminste een aandri j fgedeelte ervan zijdelings wordt begrensd door een of meer wanden, welk aandrijfgedeelte (13) van de opening een doorsnede loodrecht 30 op genoemde lengteas heeft die niet-cirkelvormig is en in vorm en afmetingen geschikt is om het nekgedeelte (5) van het inbrengdeel tenminste gedeeltelijk op te nemen en op het steeldeel uitgeoefend aandraaikoppel via genoemde uitsteeksels (8) over te dragen op het inbrengdeel (1), met het kenmerk, dat 35 - 13 - de opening (12) van het inbrenginstrument is voorzien van een bruggedeelte (14) aansluitend op de naar het inwendige van de opening gerichte kant van het aandrijfgedeelte (13), 5 welk bruggedeelte met tussenruimte om het naast de uitsteeksels (8) gelegen en tot aan het nekkopvlak reikende nekgedeelte (16) ligt, wanneer het aandrijfgedeelte van de opening over de uitsteeksels van het nekgedeelte grijpt.

2. Tandheelkundig implantaatsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tussenruimte zodanig groot is dat deze behouden blijft tot bij een scheefstand van ongeveer 5 graden van het inbrenginstrument t.o.v. de lengteas van het inbrengdeel. 15

3. Tandheelkundig implantaatsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wanden van het aandrijfgedeelte prismatisch zijn en het bruggedeelte zijdelings wordt begrensd door een of meer wanden, die 20 eveneens prismatisch zijn en in het verlengde liggen van de wanden van het aandrijfgedeelte.

4. Tandheelkundig implantaatsysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bruggedeelte ten opzichte van de 25 lengteas van het inbrenginstrument zijwaarts is verbreed ten opzichte van het aandrijfgedeelte, in elke radiale richting ten opzichte van genoemde lengteas.

5. Tandheelkundig implantaatsysteem volgens een van de 30 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bruggedeelte van de opening van het inbrenginstrument zonder verspringing aansluit op het aandrijfgedeelte en zich in de richting van het inwendige geleidelijk verbreedt.

6. Tandheelkundig implantaatsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, bovendien omvattend een hulpinbrenginstrument voor het aanbrengen van het - 14 - inbrengdeel, welk hulpinbrenginstrument is voorzien van een handgreep en daarmee verbonden een topdeel dat in vorm en afmetingen geschikt is om klemmend in de uitsparing in het nekgedeelte van het inbrengdeel te worden opgenomen, waarbij 5 het topdeel tenminste twee poten omvat waarvan de uiteinden verend naar elkaar toe en van elkaar vandaan kunnen bewegen.

7. Tandheelkundig implantaatsysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het topdeel is vervaardigd uit metaal. 10

8. Inbrenginstrument voor het vastschroeven van een inbrengdeel van een tweedelig tandheelkundig implantaat, omvattende een aan te drijven langwerpig steeldeel dat uitmondt in een dopdeel met een dopkopvlak in hoofdzaak 15 loodrecht gelegen op de lengteas van het steeldeel, welk dopdeel een in het dopkopvlak uitkomende opening heeft die over tenminste een aandrijfgedeelte ervan zijdelings wordt begrensd door een of meer wanden, welk aandrijfgedeelte van de opening een doorsnede loodrecht op genoemde lengteas heeft 20 die niet-cirkelvormig is en in vorm en afmetingen geschikt is om een nekgedeelte met radiale uitsteeksels van het inbrengdeel tenminste gedeeltelijk op te nemen en op het steeldeel uitgeoefend aandraaikoppel via genoemde uitsteeksels over te dragen op het inbrengdeel, 25 met het kenmerk, dat de opening van het inbrenginstrument is voorzien van een bruggedeelte aansluitend op de naar het inwendige van de 30 opening gerichte kant van het aandrijfgedeelte, welk bruggedeelte ten opzichte van de lengteas van het inbrenginstrument zijwaarts is verbreed ten opzichte van het aandrijfgedeelte, in elke radiale richting ten opzichte van 35 genoemde lengteas. - 15 -

9. Inbrenginstrument volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het bruggedeelte van de opening zonder verspringing aansluit op het aandrijfgedeelte en zich naar het inwendige toe geleidelijk verbreedt. 5

10. Hulpinbrenginstrument voor het aanbrengen van een inbrengdeel van een tweedelig tandheelkundig implantaat, voorzien van een handgreep en daarmee verbonden een topdeel dat in vorm en afmetingen geschikt is om klemmend in de 10 uitsparing in een nekgedeelte van het inbrengdeel te worden opgenomen, waarbij het topdeel tenminste twee poten omvat waarvan de uiteinden verend naar elkaar toe en van elkaar vandaan kunnen bewegen.

11. Hulpinbrenginstrument volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het topdeel is vervaardigd uit metaal.

12. Samenstel van een inbrengdeel van een tweedelig tandheelkundig implantaat, een hulpinbrenginstrument volgens 20 conclusie 10 of 11, en een verpakking, in welk samenstel - het inbrengdeel langwerpig is en in lengterichting is opgebouwd uit enerzijds een schroefgedeelte, dat over tenminste een deel van de lengte ervan is voorzien van een 25 uitwendige schroefdraad, en anderzijds een nekgedeelte dat is gelegen aan een van de uiteinden van het inbrengdeel en dat een uitsparing in het nekkopvlak ervan omvat geschikt voor het bevestigen van een opbouw, geneeskapje of soortgelijk insteekelement, welk nekgedeelte op enige afstand van het 30 nekkopvlak is voorzien van een of meerdere aan de nekomtrek gelegen zich in radiale richting uitstrekkende uitsteeksels, welk inbrengdeel geheel of nagenoeg geheel is vervaardigd uit zirkoniumoxide houdend materiaal, het hulpinbrenginstrument met het topdeel ervan is 35 aangebracht in de uitsparing van het nekgedeelte van het inbrengdeel, en - 16 - - de verpakking een omhulling van het inbrengdeel en het hulpinbrenginstrument vormt die de steriliteit van het inbrengdeel en hulpinbrenginstrument waarborgend afsluit.