verdween
Uiterlijk
- ver·dween
vervoeging van |
---|
verdwijnen |
verdween
- enkelvoud verleden tijd van verdwijnen
- Ik verdween.
- Jij verdween.
- Hij, zij, het verdween.
- Ik verdween.
- ▸ Hij verdween de kloof in, kwam even later samen met twee andere jongens bij mij zitten en gooide zijn rugzak naast mij neer.[1]
- Het woord verdween staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verdween" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be